04/03/1629

 
English | Nederlands

04 - 03 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Ter vergadering wordt meegedeeld dat Z.Exc. te kennen heeft gegeven dat in landsbelang en conform de resolutie van HHM d.d. 10 feb. de vijftig nieuwe compagnieën versterkt moeten worden. De kapiteins van deze compagnieën kunnen zonder betaling van loopgeld niet aan volk komen, omdat de versterking vaak buiten de garnizoenen geworven wordt.
De RvS zal de kapiteins conform de eerdere resolutie aanschrijven bovenop het levensonderhoud voor elke soldaat 50 st. loopgeld toe te kennen.
Eijsinga deelt mee dat de Staten van Friesland de vijftig compagnieën slechts willen aanhouden tot Z.Exc. te velde is, omdat voor de uitvoering van het plan van Z.Exc. opnieuw twaalfduizend infanteristen geworven zullen worden. Z.Exc. en de RvS zullen de nodige maatregelen en voorbereidingen treffen voor de genoemde lichting. Z.Exc. zijn de details daarvan bekend.

2 Overste Gent klaagt in een brief d.d. Soest [in Westfalen] 24 feb. over de troepen van de Katholieke Liga die in de Soester Börde gelegerd zijn, tot groot nadeel van het garnizoen te Soest. Hij doet enige voorstellen ter verbetering van de situatie. In een remonstrantie klaagt Gent over de Brandenburgse regering die tot nu toe nagelaten heeft munitie te kopen voor de stad Soest en over het afzetten van oude en het aanstellen van nieuwe officieren voor het regiment voetvolk in dienst van de keurvorst van Brandenburg. Gent stelt ten derde voor de compagnie van overste Haetfelt van goede officieren te voorzien. In de vierde plaats moeten de kapiteins van de garnizoenscompagnieën aanwezig zijn om wanneer er iets voorvalt, met raad en daad bijstand te kunnen verlenen. Ten vijfde vraagt hij de getalsterkte van de compagnie cavalerie van het garnizoen van honderd op honderdtachtig paarden te brengen. Ten slotte brengt Gent HHM ervan op de hoogte dat de door de Brandenburgse regering aangestelde nieuwe officieren in het geheim de eed hebben afgelegd.
De brief en remonstrantie van Gent gaan voor onderzoek naar de RvS, die hierover na overleg met Z.Exc., advies moet uitbrengen.

3 De Admiraliteit te Amsterdam antwoordt d.d. 27 feb. op verschillende brieven van HHM over de rekeningen van ontvanger Hoeffyser voor het jaar 1626. Verder berichten ze over het schip dat de Admiraliteit uitgerust heeft om samen met drie schepen van de andere Admiraliteiten een opdracht van HHM uit te voeren en over de oorlogsschepen die gedurende de voorbije winter de kust bewaakt en op zee gepatrouilleerd hebben. Tenslotte delen ze de staat van ontvangsten van dit College uit het tweede miljoen mee.
Er wordt geen resolutie genomen.

4 De Admiraliteit in het Noorderkwartier vraagt d.d. Hoorn 21 feb. of bovenop de traktementen van de luitenant-admiraals en de vice-admiraals van de eskaders de proviand van hen en van hun gevolg bij de Generaliteit in rekening mag worden gebracht. Indien dat mag, wil de Admiraliteit weten hoeveel de kapiteins van de schepen die een luitenant-admiraal of een vice-admiraal aan boord gehad hebben, hiervoor vergoed kregen.
Hierop zullen eerdere resoluties worden nagezien. Deze brief gaat ook naar de Generaliteitsrekenkamer met het verzoek om informatie op dit punt uit de rekeningen van andere Admiraliteiten.

5 De gecommitteerden van de Heren Negentien van de WIC verzoeken HHM om twaalf schepen uitgerust met geschut, munitie en bemanning voor de duur van vier, hooguit vijf maanden. Deze zullen op kosten van de Compagnie worden gevoegd bij 36 grote en negen kleine schepen die met nog een aantal andere zullen worden ingezet. Daarmee kan de vijand een grotere slag worden toegebracht.
Na de uitvoering van het eerste deel van het plan wil de WIC, na afdanking van de schepen, overgaan tot het tweede deel van het krijgsplan, waarvoor ze vijf- à zesduizend soldaten en vierduizend matrozen nodig heeft, die ze op eigen kosten zal aannemen en onderhouden. Ze vraagt evenwel aan HHM om in de maandgelden van tweeduizend man twaalf maanden bij te springen. Wanneer HHM beide verzoeken niet inwilligen, ziet de WIC zich genoodzaakt de uitrusting van haar vloot te verminderen.
HHM gelasten Eck, Van der Dusse en Schaffer om met het landsbelang voor ogen samen met Z.Exc. de memorie te onderzoeken en nadere informatie in te winnen over de plannen van de WIC. Daarna zullen HHM over het verzoek besluiten.