16
Meerman,
Camerling,
Bicker en
Trompet, allen
extraordinaris
gedeputeerden van
de
Staten van Holland en ter vergadering aanwezig, laten weten dat de
Staten van Holland
met
spijt
uit
de brief van agent
Mibassen
kennisnamen dat
de vijand de Republiek zoveel schade berokkent op zee en dat de
oorlogsschepen van HHM daartegen niet optreden. Ook het
feit
dat er in de laatste twee maanden geen enkel wachtschip voor de
kust
van
Vlaanderen heeft gelegen waardoor de vijand
vrij
voor de
rede van
Calais kon verschijnen, baart de
Staten van Holland zorgen.
Zij geven HHM ten eerste in overweging om luitenant-admiraal
Dorp en de vice-admiraals
Lieffhebber en
Quast, nu op zee, te ontbieden om
rekenschap
te geven van
hun
doen en laten en om hun scheepsjournalen te kunnen onderzoeken.
Ten tweede zouden de
Admiraliteiten moeten worden geschreven om informatie over de
kruisers en wachtschepen: wanneer ze zijn ingezet, voor hoe lang ze
zijn bevoorraad en wanneer ze terugkeren.
HHM verzoeken de gedeputeerden van Holland het eerste punt van hun propositie te bespreken met Z.Exc., waarna HHM hierover zal beslissen. Op het tweede punt besluiten HHM conform het voorstel de Admiraliteiten te schrijven.