13/04/1629

 
English | Nederlands

13 - 04 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Ambassadeur Joachimi schrijft in zijn brief d.d. Londen 2 april onder meer dat de kanselier van Schotland uit handen van Burlamacchi 800 pond sterling ontvangen heeft voor het transportgeld van het vroegere regiment van de graaf van Morton. Deze betaling is gedaan in mindering van het geld dat Burlamacchi beloofd heeft aan de koning van Groot-Brittannië voor de vier regimenten die deze in 1624 HHM ter beschikking heeft gesteld. Burlamacchi heeft een opdracht van ambassadeur Joachimi en een kwitantie van de genoemde kanselier ontvangen.
De vergadering stelt de RvS een uittreksel uit deze missive ter hand om te gebruiken zoals het hoort.

2 De vergadering resumeert de gisteren ontvangen missive van Wembrich van Berchem.
De missive met bijlage wordt gedeputeerde Bas ter hand gesteld om er de punten die besproken moeten worden uit te halen en er verslag over uit te brengen.

3 De vergadering bespreekt de zaak van Cornelio Witzen, hoofdconsul van de Nederlandse natie in Aleppo en diens verzoek om deze natie onder de hoede van de Franse of de Engelse consul te plaatsen.
Deze kwestie moet eerst onderzocht worden door gedeputeerde Bas.

4 Brunninxs wordt gecommitteerd om met de aanwezige gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit te spreken over het op 11 april ingediende rekest van de Bewindhebbers van de Noordse Compagnie . Hij moet hiervan verslag doen.

5 De vergadering beraadt zich verder over de gisteren ontvangen missive van Langerack betreffende de kwestie van algemeen belang. Deze missive wordt gedeputeerde Vosbergen ter hand gesteld om er de punten die besproken moeten worden uit te halen en er verslag over uit te brengen.

6 Sixtus van Amama compareert en legt krachtens zijn geloofsbrief van de graaf van Oost-Friesland d.d. Aurich 18 maart een hier ingevoegde propositie voor. 1
De vergadering besluit de propositie morgen te lezen.

7 Gehoord is het rapport van Essen, Noortwijck en andere gedeputeerden van HHM die krachtens de resolutie d.d. 22 maart de missive van de Staten van Zeeland onderzocht hebben, die op 19 maart met diverse akten aan Z.Exc. is gestuurd aangaande het opzeggen van de dienst, het traktement en de huisvesting van luitenant-admiraal Dorp. De gecommitteerden hebben rekening gehouden met verschillende documenten en particuliere missiven tegen de genoemde Dorp, geschreven door diverse kooplieden uit Hoorn en anderen. Deze beschuldigen hem en zijn ondergeschikte kapiteins ervan dat zij tijdens hun laatste reis het grootste deel van de tijd zonder enige aanleiding in de havens van Engeland voor anker gelegen hebben, zodat de Duinkerkers vrij spel hadden en de Nederlandse schepen grote schade konden toebrengen. De gedeputeerden van HHM hebben al de genoemde stukken en de documenten waarnaar de brief van de Staten van Zeeland verwijst, vergeleken met het journaal van luitenant-admiraal Dorp en zijn tot het besluit gekomen dat de stukken sterk afwijkend zijn. Toen men Dorp hiermee confronteerde, heeft deze verklaard dat alle stukken vals zijn. Hij probeerde dit te bewijzen met diverse documenten die het tegenovergestelde beweerden. Op deze manier wil hij zich verdedigen.
De vergadering besluit afschriften van de documenten ten laste van luitenant-admiraal Dorp hem ter beschikking te stellen, zodat hij zich tegen de aantijgingen kan verdedigen.

8 HHM lezen en keuren het hier volgende antwoord2 op de propositie van maarschalk Falckenberch goed.
De vergadering committeert Bruninxs en Vosbergen om dit antwoord aan de maarschalk te bezorgen. Zij moeten hem tevens op een gepaste manier zeggen dat HHM hem een geschenk van een aantal amen rijnwijn of 200 gld., waarvan hem ordonnantie verleend zal worden, willen geven.

9 In aanwezigheid van de RvS bestudeert de vergadering het concept van het antwoord op de op 2 april ingediende propositie van de graaf zu Schwarzenberg.
Met advies van de RvS besluit de vergadering het hier volgende concept goed te keuren.3 Noortwyck, Ploos en Schaffer worden gecommitteerd om het antwoord aan de graaf te bezorgen.

10 De vergadering committeert Eck, Noortwyck, Van der Dusse, Vosbergen, Ploos, Veltdriel, Haersolte en Schaffer om het aandeel te berekenen van Z.Exc. in de buit die door de WIC op de koning van Spanje en diens onderdanen veroverd werd. De gedeputeerden moeten er verslag van doen.

11 President Noortwijck deelt mee dat acht of negen schepen met Schotten van het nieuw gelichte regiment zijn aangekomen.
De vergadering besluit de RvS hiervan op de hoogte te brengen en te verzoeken voor de monstering, bewapening en de betaling van deze soldaten te zorgen.

12 Commandeur Quast schrijft in zijn brief d.d. Vlissingen 9 april dat commandeur Jan Evertsz. van de Admiraliteit in Zeeland met drie schepen klaar ligt om uit te varen. Er moet nog een vierde schip volgen, maar dat moet nog een konvooi doen bij het Foreland. Het jacht van kapitein Scheeteruyt, dat op dit moment op zee is, zou worden toegevoegd aan de schepen van Jan Evertsz. of van hemzelf. De schepen van de Admiraliteit te Amsterdam , die daar de hele winter voor anker gelegen hebben, hebben geen bemanning of levensmiddelen. Kapitein Dirck Jansz. Goethals kan evenmin over bemanning beschikken. Dit heeft als gevolg dat Quast als enige de zee op moet gaan.
Deze missive wordt de aanwezige gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit ter hand gesteld, die deze in aanwezigheid van luitenant-admiraal Heyn moeten onderzoeken en er advies over uitbrengen.

13 Jacob van Bochoven, commies van de veldartillerie, verzoekt zijn zoon, Franchois van Bochoven, deze functie te geven. De suppliant zal deze taak wel blijven uitoefenen zolang het mogelijk is. Gedurende de periode dat hijzelf met het leger te velde is, moet zijn zoon niet meer dan het loon van een opzichter krijgen.
De vergadering vraagt advies aan de RvS.

14 De vergadering bestudeert de gisteren ontvangen missive van Langerack, waarin hij HHM verzocht iemand te committeren die als peetvader namens HHM de doop van zijn pasgeboren dochter bijwoont en haar de naam Belgia Louyse geeft of een andere naam waarmee HHM instemmen.
De vergadering besluit het aanbod aan te nemen en machtigt Langerack om in Parijs iemand te committeren die namens HHM de doop van zijn dochter bijwoont. HHM schenken het pasgeboren kind 800 gld. voor de gelegenheid en bovendien nog 200 gld. om uit te delen onder de aanwezigen.

15 Ontvangen is een missive van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. Amsterdam 10 april waarin deze wil vernemen of het eskader van commandeur Wembrich van Berchem krachtens een eerder bevel deze zomer moet kruisen op de Noordzee tussen Het Vlie en het Rif van Skagen.
De vergadering stelt de aanwezige gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit deze missive ter hand om deze in aanwezigheid van luitenant-admiraal Heyn te onderzoeken en er advies over uit te brengen.

16 De RvS compareert en deelt de vergadering mee dat zij samen met enkele heren uit de Gecommitteerde Raden van Holland een groot aantal declaraties van scheepsvrachten onderzocht heeft en daarbij verschillende misbruiken vastgesteld heeft. Om daaraan iets te doen heeft de RvS een concept voor nieuwe richtlijnen voor de schepen die in het leger en elders ingezet worden. De Raad vraagt HHM dit concept goed te keuren.
De vergadering vraagt Huigens, Brunix, Vosbergen, Rode, Veltdriel, Aelbertsz. en Schaffer het concept te onderzoeken en er verslag over uit te brengen.

17 Aangezien het leger bijna te velde zal trekken, committeren HHM Essen, Noortwyck, Van der Dusse, een nog nader door Zeeland te bepalen gedeputeerde uit Zeeland, Ploos, Eysinga, Haersolte en Schaffer om Z.Exc., als hij ten strijde is getrokken, te helpen bij alle dagelijks voorvallende zaken. De RvS wordt verzocht twee of drie raadsheren daartoe te committeren. Elke provincie op wiens grondgebied het leger zal opereren, mag desnoods nog enkele gedeputeerden eraan toevoegen, zoals vastgesteld in een eerdere resolutie.

18 De documenten aangaande de vervolging en de mishandeling van de gereformeerden in het Land van Berg, Gulik [Jülich] en Mark worden door de RvS overgenomen om deze nader te onderzoeken en HHM erover te adviseren.

19 Thesaurier-generaal Van Goch vraagt de vergadering maatregelen te nemen voor de inlossing van de wisselbrief die door dr. Pynaecker te Tunis is getrokken onder borg van Lambertus Verhaer. Bij het afsluiten van de rekeningen van Pynacker is goedgekeurd dat het land deze wissel, met een lopende rente van 2½ procent per maand, zou voldoen.
De vergadering besluit er de retroacta op na te kijken.

20 Krachtens de resolutie d.d. 9 april hebben Rantwyck en Pauw, onlangs extraordinaris ambassadeurs van HHM bij de koning van Groot-Brittannië, hun mening gegeven over het voorstel van advocaat-fiscaal Sille aangaande het voortzetten van het proces tegen de rechters van Amboina [Ambon]. Ze zeggen dat de Engelsen deze zaak zeer hoog opnemen en dat de Nederlanders en de staat van HHM hierdoor in Engeland gehaat worden. De koning heeft de Engelse Oost-Indische Compagnie schriftelijk beloofd dat gerechtigheid zal geschieden, wat erop neerkomt dat enkele van de beschuldigde rechters lijfstraffen moeten krijgen. De wetten van de Republiek en het geldend recht schrijven voor dat hun zaak alleen voor het gerecht behandeld kan worden.
De vergadering besluit ambassadeur Joachimi te schrijven dat de advocaat-fiscaal al het mogelijke gedaan heeft om belastende stukken voor de rechters van Amboina te verkrijgen en nu klaar is om zijn rekwisitoor in te dienen. Op last van HHM heeft Sille tevens aan agent Carleton en hofmeester Misseldum gevraagd of zij nog elementen in deze zaak hadden die hem van dienst konden zijn bij het opstellen van het genoemde rekwisitoor, naast wat zij en anderen hem al hadden gegeven. Beiden hebben echter geantwoord niets meer te hebben. De hofmeester heeft er nog aan toegevoegd dat hij in deze zaak geen commissie meer had. HHM hebben trouwens vernomen dat de zes Nederlandse getuigen ten laste van de rechters, wier verklaringen notarieel geattesteerd zijn in Amsterdam, niet gepersisteerd hebben. Ambassadeur Joachimi moet er opnieuw bij de koning op aandringen dat de Engelse getuigen hierheen gestuurd worden voor een confrontatie met de beschuldigden.
Advocaat-fiscaal Sille moet de procedure opschorten totdat er antwoord komt van Joachimi.

1 De propositie is niet geïnsereerd maar wel gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto II, 988-992/folio I, 933-935.
2 Het antwoord is niet geïnsereerd maar wel gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto II, 887-889/folio I, 890-891.
3 Het concept in niet geïnsereerd.