2
Luitenant-admiraal
Pieter Heijn compareert en legt de vergadering zijn commissie van Z.Exc.
d.d. 26 maart
voor, waarbij hij werd aangesteld tot luitenant-admiraal van
Holland. Tevens vraagt hij HHM een besluit te
nemen over
de hierna geïnsereerde punten.
De vergadering laat de commissie en de daarbij gevoegde eed registreren in de griffie.
Huigens,
Bas,
Vosbergen,
Ploos,
Veltdriel,
Haersolte en
Schaffer zullen
de
punten onderzoeken en met de richtlijnen voor de beveiliging van de
zee vergelijken. Zij moeten deze punten ook aan Z.Exc. en de
aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten
voorleggen.
Bovengenoemde gedeputeerden van HHM wordt bovendien gevraagd met de
genoemde gedeputeerden van
de
Colleges ter Admiraliteit te beraadslagen over de nadere
beveiliging van de
zee en wat daarop betrekking heeft. Zij moeten er verslag van
doen.
I De luitenant-admiraal vraagt absolute volmacht op zee om kapiteins en andere officieren die niet voldoen te mogen ontslaan en vervangen door bekwame personen. Indien hij dat nodig acht, wil hij de krijgsraad ervoor bijeenroepen.
II Heijn wil zo snel mogelijk in zee gaan, met name voor de kust van
Vlaanderen of elders waar HHM het nodig
vinden.
III Hij vraagt HHM de nodige maatregelen te nemen voor de snelle betaling van de oorlogsschepen, zodat hij op zee over een bekwame en gehoorzame bemanning kan beschikken.
IV Hij vraagt HHM de matrozen 10 à 11 gld. per maand te betalen en de officieren een bedrag dat daarmee in verhouding staat. Op die manier kan het land over sterke en ervaren manschappen beschikken. Hij stelt tevens voor de onervaren mannen die het land geen dienst kunnen bewijzen af te danken en de bemanning van de schepen van honderd naar tachtig man te verlagen.
V HHM moeten volgens Heijn een generaal pardon afkondigen voor overlopers die op de
vloot van de vijand dienen.
VI In plaats van kostgeld te geven aan de kapiteins, moeten de schepen geproviandeerd worden door de Generaliteit. Een andere oplossing is de uitbetaling van kostgeld op te schorten wanneer een schip aan land ligt, met uitzondering van de 25 man die het dan bewaken. HHM kunnen de kapiteins ook 7 st. per dag per man geven voor de tijd wanneer een schip op zee is en deze opschorten wanneer het in de haven ligt voor bevoorrading, onderhoud en andere taken.
VII De luitenant-admiraal vraagt de bevoegdheid om deze maatregelen zo nodig aan te passen aan de omstandigheden als hij op zee is.
VIII Er moeten regels vastgesteld worden aangaande het bevoorraden en binnenlopen van de schepen, opdat ze niet tegelijk binnenvallen waarvan de vijand kan profiteren om schepen te veroveren.
IX HHM moeten Heijn een secretaris, fiscaal en een raadsman toewijzen die
verstand hebben van de zeeregels om hem bij te staan.
X De luitenant-admiraal is van mening dat HHM enkele roeisloepen en donderbussen moeten aankopen, en meer uitvindingen, door de Schotse kapitein
Douglas toegepast, zoals handgranaten en ander vuurwerk.
De uitrusting van de chirurgijns moet eveneens verbeterd
worden.