17/04/1629

 
English | Nederlands

17 - 04 - 1629

Presentielijst:

Resoluties:

1 Eck en andere gedeputeerden brengen verslag uit van hun gesprek krachtens de resolutie d.d. 9 april met Uuslingh, die uit Zweden is teruggekeerd. Zij melden dat de genoemde Uuslingh zichzelf als stichter en promotor van de WIC ziet en een vergoeding vraagt voor bewezen diensten. Hij is bereid in ruil daarvoor mededelingen te doen aangaande de toestand in West-Indië voorzover die hem bekend is.
De vergadering stelt dat Uuslingh zich tot de Heren Negentien moet wenden voor de gevraagde vergoeding en voor emplooi bij de Compagnie.

2 Oosterwijck schrijft d.d. Venetië 30 maart. HHM nemen geen besluit.

3 Commandeur Wembrich van Berchem klaagt in zijn missive d.d. Vlissingen 14 april over kapitein Brederode.
HHM stellen hun besogne op de beveiliging van de zee en de aanwezige gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit de missive ter hand en vragen advies.

4 Orateur Haga schrijft d.d. Constantinopel [Istanbul] 17 februari. HHM nemen geen besluit.

5 Gehoord is het rapport van Vosbergen die krachtens de resolutie d.d. 13 april de inhoud van de brief van Langerack d.d. 1 april onderzocht heeft. Hij stelt dat daarin geen punten zijn waarover beraadslaagd moet worden.

6 HHM lezen de geloofsbrief van Ludovicus Camerarius als ordinaris ambassadeur van de koning van Zweden d.d. 4 maart.
De vergadering zal hem morgen audiëntie verlenen en beneden aan de trappen als een ordinaris ambassadeur ontvangen.

7 Gehoord is het rapport van Eck en andere gedeputeerden die krachtens de resolutie d.d. 14 april met Z.Exc. gesproken hebben over het advies van de RvS op de eis van Ravesway. De ontvanger van de contributies te Wezel eist namelijk van de inwoners van het graafschap Zutphen en alle bijbehorende dorpen en kerspelen de betaling van de fortificatiegelden sinds 9 april 1621. Waarschijnlijk wil de vijand zo bij retorsie de inning verhinderen van de fortificatiegelden voor dezelfde periode die door de ontvangers Johan de Bergaigne en Hendrick de Bergaigne van de dorpen bij Antwerpen begonnen is.
De vergadering draagt beide ontvangers op met alle gepaste middelen voort te gaan met de inning van het geld in het kwartier van Antwerpen, zoals de betreffende bevolking deze voor het Bestand altijd betaald heeft, zonder daarvoor tot buitensporigheden over te gaan. Verder besluiten HHM dat de RvS ontvanger Ommeren moet gelasten om in het kwartier van Roermond te dreigen met soortgelijke contributie als door Ravesway geëist wordt, indien men er niet in slaagt de eisen ten opzichte van het graafschap Zutphen in te laten trekken.

8 Noortwyck en andere gedeputeerden rapporteren dat zij krachtens de resolutie d.d. 13 april gisteren de graaf van Schwarzenberg het antwoord op diens propositie bezorgd hebben. Deze heeft gezegd dat er in zijn propositie punten waren waarvan het antwoord geen melding maakt, terwijl hij dat zowel voor als na zijn uiteenzetting verzocht had. De graaf dringt dan ook aan op een antwoord van HHM op deze punten.
De graaf heeft de gedeputeerden een aantal stukken met klachten overhandigd over de procedures die overste Gent instelt tegen de inwoners van Paderborn. In deze stukken doet hij ook zijn beklag over de beschuldigingen die Casper Simonides Rits aan het hof van de keizer aan zijn adres geuit heeft omwille van de aan overste Gent gegeven machtiging om de contributies te innen. Ook over de handelwijze van HHM inzake de Munt van Huissen en het ophalen van de muntmeester is de graaf niet tevreden. Ten slotte klaagt hij over de inning van de geestelijke contributies.
Op het eerste deel vraagt de vergadering aan de graaf de punten waarop volgens hem onvoldoende antwoord is gegeven, schriftelijk voor te leggen. Wat het tweede deel betreft, worden Rantwyck, Brunx en Ploos gecommitteerd om de voorgelegde klachten te onderzoeken en daarvan verslag te doen met een schriftelijk advies.