23/04/1629, 12

 
English | Nederlands

121 Noortwyck en andere gedeputeerden hebben krachtens de resolutie d.d. 13 april onderzocht op welk aandeel Z.Exc. recht heeft uit de buit die door de WIC op de koning van Spanje en diens onderdanen veroverd is. Ze rapporteren dat Z.Exc. recht heeft op een tiende van de buit die ten noorden van de kreeftskeerkring veroverd is zonder deze te passeren (met uitzondering van de schepen zelf, het geschut en de munitie). Van wat ten zuiden van de kreeftskeerkring is veroverd, heeft hij recht op een dertigste deel, zonder vermindering vanwege uitrustingskosten. De gedeputeerden hebben zich hiervoor gebaseerd op een akte d.d. 9 aug. 1586, uitgevaardigd door de graaf van Leicester in de RvS, een resolutie van HHM d.d. 1 april 1602, de daarop gevolgde verklaring d.d. 20 juli 1602 en het gebruik en het recht betreffende veroverde buit door de schepen van de Generaliteit, de VOC en de kaapvaarders, zoals die tot nu toe toegepast waren.
Van der Dussen brengt verslag uit van wat de woordvoerders van Z.Exc. op de vergadering van de Heren Negentien, waarvan hijzelf net is teruggekeerd, hebben voorgesteld.
De vergadering besluit dat de WIC Z.Exc. respectievelijk een tiende en een dertigste van de totale buit (met uitzondering van schepen, geschut en munitie) moet geven, zonder de uitrustingskosten daarvan af te trekken. Deze regeling geldt voorlopig, totdat de Compagnie haar standpunt hierover duidelijk gemaakt heeft en eventueel anders beslist zal worden. Brunincx, die naar de Heren Negentien zal gaan, wordt verzocht de resolutie voor zich te houden en hen hiervan pas op de hoogte te brengen als hij zou merken dat ze bezwaren maken tegen de voorgestelde regeling of het betalen aan Z.Exc. willen uitstellen.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 54.