121
Noortwyck en andere gedeputeerden hebben krachtens de resolutie
d.d. 13 april onderzocht op welk aandeel Z.Exc. recht heeft uit de
buit
die door de
WIC
op de
koning van
Spanje en diens onderdanen veroverd is. Ze rapporteren
dat
Z.Exc. recht heeft op een tiende van de buit die ten noorden van de
kreeftskeerkring veroverd is zonder deze te
passeren
(met uitzondering van de schepen zelf, het geschut en de munitie).
Van wat ten zuiden van de kreeftskeerkring is veroverd, heeft hij
recht
op een dertigste deel, zonder vermindering vanwege
uitrustingskosten.
De gedeputeerden hebben zich hiervoor
gebaseerd op een akte d.d. 9 aug. 1586, uitgevaardigd door de
graaf van Leicester in de RvS, een
resolutie
van
HHM d.d. 1 april 1602, de daarop gevolgde verklaring d.d.
20
juli 1602 en het gebruik en het recht betreffende veroverde buit
door
de schepen van de Generaliteit, de
VOC
en
de
kaapvaarders, zoals die tot nu toe toegepast
waren.
Van der Dussen brengt verslag uit van wat de woordvoerders van Z.Exc. op de
vergadering van de Heren Negentien,
waarvan
hijzelf net is teruggekeerd, hebben voorgesteld.
De vergadering besluit dat de WIC Z.Exc. respectievelijk een tiende en een dertigste van de totale buit (met uitzondering van schepen, geschut en munitie) moet geven, zonder de uitrustingskosten daarvan af te trekken. Deze regeling geldt voorlopig, totdat de Compagnie haar standpunt hierover duidelijk gemaakt heeft en eventueel anders beslist zal worden.
Brunincx, die naar de Heren Negentien zal gaan, wordt verzocht de
resolutie voor zich te houden en hen
hiervan pas op de hoogte te brengen als hij zou merken dat ze
bezwaren maken tegen de voorgestelde regeling of het betalen aan
Z.Exc. willen uitstellen.
1
Deze resolutie is door een klerk
ingeschreven in S.G. 54.