25/04/1629, 13

 
English | Nederlands

13 Johan van Brouchorst te Huessen schrijft in een rekest dat hij en zijn mede-erfgenamen een leen in het vorstendom Kleef geërfd hebben van hun voorouders. Dit leen, Rodenholt genaamd, ligt bij Emmerik [Emmerich] in het kerspel Till. De familie van de suppliant bezit dit leen al meer dan honderd jaar, zonder dat er ooit enige problemen geweest zijn. De Kleefse regering heeft hen onlangs echter in deze rechten aangetast. De suppliant verzoekt voorschrijven aan de hofraden van Kleef en vraagt hierover met de graaf zu Schwarzenberg te spreken, om in de toekomst in het bezit van het leen gehandhaafd te blijven.
De vergadering verleent de suppliant het gevraagde voorschrijven. Noortwyck wordt gecommitteerd om hierover met de genoemde graaf te spreken.