26/05/1629, 15

 
English | Nederlands

15 Ambassadeur De Beaugij deelt de vergadering mee dat hij van zijn meester, de koning van Frankrijk, brieven heeft ontvangen d.d. Susa 26 april. Nadat hij Casale ontzet heeft, is de koning er nu ook in geslaagd Gonsales te verdrijven uit alle plaatsen die deze in Monferrato bezet hield. Verder heeft hij Casale en andere steden van alle noodzakelijkheden doen voorzien en heeft hij met de vorsten van Italiƫ een alliantie afgesloten om hun vrijheid te beschermen. Op 28 april is de koning uit Susa vertrokken naar Valence, slechts vergezeld door zijn garde te paard, terwijl de kardinaal daar met het grootste deel van het leger onder zijn bevel is achtergebleven om de resterende zaken af te handelen. Het voornemen van de koning is om zijn leger met de eerste gelegenheid naar de Languedoc op te laten trekken om degenen die zich tegen hem verzetten tot rede te brengen.
Daarnaast vraagt de ambassadeur HHM een gunstig besluit te nemen op het rekest van Michiel de Haze c.s., kooplieden te Calais, waarin zij verzoeken om de teruggave van het schip De Witte Duive. Dit schip was eerder op zee veroverd en in Duinkerke geconfisqueerd, alwaar het door de supplianten via de gebruikelijke procedure in het openbaar was gekocht. Zij hebben Jan Smaert als schipper aangesteld en hem uitgereed voor een reis naar Setubal om zout, dat in een doorgaande reis naar Boulogne-sur-Mer of Calais gebracht moest worden. Op de terugreis werd het echter door staatse oorlogsschepen aangehaald en te Amsterdam opgebracht. De ambassadeur vraagt HHM om vaste richtlijnen in dergelijk zaken, waarin de Fransen zich zullen kunnen vinden. Hijzelf hoopt daarmee ontheven te worden van de vele verzoeken aan HHM en wil de Fransen de zekerheid geven dat ze vrij en zonder enige belemmering met de schepen die ze in de havens van Vlaanderen gekocht hebben, overal kunnen handelen volgens de vastgelegde rechten.
HHM stuurt dit rekest door naar de Admiraliteit te Amsterdam om het te onderzoeken en de betrokken partijen te horen. Zij vragen de Admiraliteit haar bevindingen zo snel mogelijk bekend te maken, zodat een besluit kan worden genomen.