01/10/1629, 12

 
English | Nederlands

12 HHM lezen de memorie van het rekest dat op 28 sept. in de vergadering van HHM door Jacob van Neck, gedeputeerde van de Admiraliteit te Amsterdam, werd gepresenteerd. Dit College kan niet langer de achttien schepen equiperen ter bezetting van de kust van Vlaanderen en het kruisen op de Noordzee, waarmee het door de repartitie van de oorlog te water is belast, tenzij de provincies prompt hun quoten opbrengen voor het onderhoud van deze schepen in de twee miljoen voor de oorlog te water waarin is toegestemd. Ten tweede wil de Admiraliteit te Amsterdam verlost worden van oude schulden. Ten derde wordt HHM om soldij en kostgeld gevraagd voor het schip van kapitein Cleuter, dat naar Tunis en Algiers gaat ter bevrijding van vele ingezetenen die aldaar in slavernij zitten. Zo niet, dan kan hij geen dienst doen. Ten vierde verzoekt de Admiraliteit HHM het kantoor van de konvooien en licenten te Wezel waarvan dit College al bezit heeft genomen, onder haar district te laten. HHM zou de raden in het College dan moeten bevelen om (naar oude gewoonte) een dubbel getal personen te nomineren waaruit HHM een ontvanger en een controleur kunnen kiezen.
HHM besluiten op het eerste en derde punt om de provincies serieus aan te schrijven in allerijl en in elk geval zo snel mogelijk overdag of 's nachts de schulden te betalen, alsmede het kostgeld van de matrozen varend op de schepen die door hun volgens de gemaakte repartitie zijn aangenomen en hun quoten in het tweede miljoen om daaruit de equipage van de schepen en andere benodigdheden te betalen. De Admiraliteitscolleges zullen onverminderd worden gemaand de schepen ter bezetting van de kust alsmede het kruisen in Het Kanaal daarheen te laten gaan. Het tweede punt wordt opgeschort totdat de ordinaris gedeputeerden van Friesland aangekomen zijn. Zij zullen worden aangespoord niet langer moeilijk te doen. Op het vierde punt besluiten HHM alvorens hierover te beslissen de raden ter Admiraliteit te Rotterdam conform de vorige resolutie van HHM overmorgen op te roepen.