24/10/1629

 
English | Nederlands

24 - 10 - 1629

Presentielijst:

Resoluties:

1 Johan Clantier, aangewezen als ontvanger van de konvooien en licenten te Wezel, verzoekt HHM commissie te depêcheren.
HHM houden dit in overweging totdat is besloten onder wie dit kantoor zal ressorteren.

2 Ter vergadering compareren Von Plessen en Ronsdorff, raden van de koning van Bohemen. Zij hebben eerst mondeling en daarna schriftelijk de volgende propositie ingediend.1 Ook tonen ze het origineel van keizer Ferdinand, geschreven aan Balthasar de Luniga, raad van de koning van Spanje. De gedeputeerden van de provincies verzoeken om een kopie van deze propositie, die hun wordt toegezegd.
Met Gods hulp waren de legers van HHM te land en ter zee zo succesvol, dat de tegenpartij hun om een bestand verzocht. De koning van Bohemen feliciteert HHM daarmee, wijst hun op de oude vriendschapsbanden en verzoekt HHM dringend geen bestand te sluiten waarin niet uitdrukkelijk ook zijn restauratie bedongen wordt.
Ten eerste moeten HHM niets beloven zolang de Duitsers en met name de Palts gebukt gaan onder het juk van het huis van Oostenrijk en Spanje, dat zijn fortuin en grootheid heeft gegrondvest op de ondergang van illustere, oude Duitse families en met name van het keurvorstendom de Palts. De koning wijst erop dat de hele macht van het keizerrijk tegen de Verenigde Provincies ten strijde zou kunnen trekken. Ten tweede hebben Oostenrijk en Spanje en hun aanhang zich met hun optreden de vijandschap van alle evangelische staten van het keizerrijk op de hals gehaald en nu, na de roemrijke overwinningen van de heren Staten, vrezen zij een gevaarlijke omwenteling. De hoofdoorzaak van de haat die Oostenrijk en Spanje koesteren tegen de Palts ligt in het feit dat dit huis de zaak van HHM was toegedaan. De keizer heeft eerder in zijn brief aan de koning van Spanje d.d. 14 okt. 1621 meegedeeld dat de Republiek nooit onder het gezag van Spanje kan worden gebracht, zolang de Palts niet is afgescheiden van het keizerrijk. De koning herinnert HHM aan de bepalingen in het traktaat dat zij op 7 sept. 1625 sloten met de koning van Groot-Brittannië dat ook de Palts en aanhang betreft, en dat gekant is tegen de koning van Spanje en zijn aanhang. De koning wijst op de goede diensten die zijn voorgangers en met name zijn vader deze staat hebben bewezen. Wanneer de Palts wordt uitgesloten van het bestand dat nu aan HHM wordt voorgesteld, zal dat onherstelbare schade betekenen voor de koning van Bohemen en bijgevolg voor de Duitse zaak, maar ook zijn weerslag hebben op die van de Verenigde Provincies. Het gaat hier niet alleen om het belang van de koning, maar ook om het herstel van de vrijheid en het behoud van alle orthodoxe kerken, die zuchten onder het juk van de antichrist. Ze bidden onophoudelijk voor de voorspoed van de Verenigde Provincies ten dienste van de glorie van God (die het uiteindelijke doel van al ons handelen moet zijn). Eenmaal hersteld in hun erfgoederen zullen HHM de koning van Bohemen en zijn hele nageslacht met ware vriendschap en daden aan zich verplicht weten.

3 HHM lezen de memorie van de hofmaarschalk van de koning van Zweden, waarin hij HHM vraagt om 17.900 pond dat het volk onder zijn gezag nog toekomt.
Deze memorie gaat voor een beslissing naar de RvS. HHM adviseert de RvS de maarschalk wel wat contant geld mee te geven.

4 Gilles van Exsel dient ter vergadering een brief in namens de grootvorst van Moskovië, geschreven in de Moskovische taal.
Deze brief zal worden opgestuurd aan de burgemeesters van Amsterdam om deze te laten vertalen in het Nederlands. De vertaling moet met de originele brief naar HHM worden teruggezonden.

5 HHM lezen de gisteren ingediende propositie van Muhamed Vanegas.
HHM zullen daarop beleefd en in algemene termen antwoorden. Dat antwoord zal in de vergadering gelezen en goedgekeurd moeten worden.

6 Ontvangen is een brief van de Admiraliteit te Rotterdam d.d. aldaar 23 oktober. Zij vraagt HHM te overwegen de sluiting van de konvooien en licenten op eetwaren zo snel mogellijk op te heffen, omdat het daar nu hoog tijd en het seizoen voor is.
HHM zullen de konvooien en licenten op alle levensmiddelen op de vroegere lijst, voet en order vanaf 1 nov. openen, zowel op vijandelijke als neutrale landen, uitgezonderd tarwe, rogge, gerst, haver, bonen, alle soorten erwten, spelt, boekweit, wikke en het meel daarvan. Voor de goederen gaand naar Breda zal hetzelfde hoge licent moeten worden betaald als eerder voor de goederen gaand naar 's- Hertogenbosch. Vanaf nu gelden voor deze stad dezelfde regels als voor de andere steden van de Unie en de steden en leden van de geassocieerde landschappen.

7 De drossaard, burgemeesters en schepenen van de stad en het platteland van Steenbergen en Kruisland verzoeken om slachtdieren te mogen uitvoeren.
Dit verzoek gaat voor advies naar de RvS.

8 Anthonis van Andel, schout van Besoijen, verzoekt zijn vet vee te mogen uitvoeren.
Dit verzoek gaat voor advies naar de RvS.

9 HHM bestuderen de resolutie genomen op het verzoek van Quirijn de Blauw met advies van de RvS. Deze resolutie zal worden veranderd. In plaats van de toegezegde 404 pond zal hem 700 gld. worden toegekend voor zijn extraordinaris moeite gedurende de twee jaar van zijn commando.

10 Ontvangen is het antwoord op de brief van HHM van de pauselijke nuntius Petrus Aloysius, geschreven te Luik d.d. 4 oktober.

11 Het verzoek van ingenieur Richart Doucet om betaling van 1.046 pond door hem in de jaren 1625 en 1626 in het leger verdiend, gaat naar de RvS om de suppliant te betalen.

12 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 22 okt. op de namens de keurvorst van Keulen ingediende propositie. De RvS adviseert ten eerste de commandant te Lünen op te dragen de soldaten van zijn garnizoen genoegdoening te laten geven aan de korenschrijver van de keurvorst over het rantsoen dat zij hem hebben afgedwongen, alsmede aan de man van wie zij zout hebben gerantsoeneerd. Ten tweede beoordeelt de RvS de handelwijze van graaf Ernst Casimir van Nassau en van de commandant te Bredevoort waarover geklaagd wordt als wettig en conform de resoluties tegen de toevoer aan de vijand. De RvS meent daarnaast dat het inmiddels tijd is grondig na te vragen wie de neutraliteit overtreden hebben door de vijand van vivres te doen voorzien. Ten derde zou - omdat de rechtsbescherming van de licentmeester een nieuwigheid is - de commandant van Bredevoort gehoord moeten worden. Ten vierde betwijfelen ze of wat de commandant te Wezel gedaan heeft, namelijk het uitnemen van de spillen van de molen te Dorsten om de vijand ongemak te bezorgen, op last van graaf Ernst is gebeurd. Daarover zouden de neutralen niet moeten klagen, want anders zou de vijand nog langer in het land zijn gebleven tot hun eigen, grotere schade. De molen te Dorsten is belangrijk, omdat daarmee grote hoeveelheden worden gemalen en het meel de rivier wordt afgevoerd. In algemene zin meent de RvS dat HHM met de vernieuwing van de plakkaten en met het schrijven aan de commandanten genoeg doen om de neutralen geen reden tot klagen te geven.
HHM zullen ten eerste de commandant te Lünen schrijven, ten tweede dient de RvS grondig te informeren wie de vijand levensmiddelen hebben toegevoerd ondanks de neutraliteit, ten derde moet de RvS de commandant van Bredevoort horen.

13 HHM bestuderen het advies van de RvS over het verzoek van de weduwe van solliciteur Van der Beeck van 10 aug. betreffende de betaling van 3.204 pond 18 st. volgens de obligatie, door Volmar van Niehoff als luitenant-kolonel van overste Merwen in Denemarken verdiend.
HHM besluiten dat de voormalige ontvanger-generaal Doublet de suppliant voorlopig 1.000 gld.moet betalen. Mocht hij dat bedrag niet hebben, dan moet hij de Staten van Holland aanspreken in mindering op de hun resterende quote in de 64.500 pond ter voldoening van de afrekening van het regiment van de overste waarin is toegestemd. Verder zullen HHM er bij alle provincies die in gebreke blijven op aandringen hun achterstallen in hetzelfde consent prompt te voldoen.

14 De RvS , ter vergadering gecompareerd, rapporteert HHM conform de resolutie van 19 okt. de gedeputeerden van de graaf van Oost-Friesland alsmede die van Emden te hebben opgeroepen. Hij heeft dezen gehoord en getracht de kwesties tussen de partijen te schikken, met name over het gevangenzetten van de officieren van de graaf en andere onderdanen op het platteland. Maar de gedeputeerden van Emden verklaarden herhaaldelijk daartoe geen last te hebben, maar wel tot bevordering van de belangrijke, HHM bekende zaak. Bij een gunstig verloop zouden de misverstanden tussen de graaf en die van de stad kunnen worden opgelost. Zij verklaren niet te durven terugkeren zonder een gunstige resolutie.
Na het aanhoren van de overwegingen van de RvS die meent dat nogmaals geprobeerd zou moeten worden die van Emden tot overleg te bewegen over het ontslag van de gevangenen, committeren HHM Essen, Bas, Vosbergen, Rode, Eysinga en Terculen om deze zaak te onderzoeken en hierover advies uit te brengen. Indien een van hen niet kan, moeten de overige aanwezigen hierover beraadslagen.

15 Verder maakt de RvS HHM bekend de resolutie van HHM te hebben ontvangen waarin de RvS wordt gemachtigd te besluiten over de afdanking van de troepen van Sigismund Protz. Hij stelt HHM voor de afgedankte troepen in andere dienst te laten.
Deze zaak wordt helemaal aan de RvS overgelaten. Daarom zal aan hem een brief van resident Aissma van 22 aug. o.s. ter hand worden gesteld, met de voorwaarden waarop genoemde Protz aangenomen heeft de troepen in Enkhuizen af te leveren.

16 Daarnaast vraagt de RvS HHM akkoord te gaan met het afdanken van de twaalfduizend man die in het voorjaar voor een periode van vier maanden ten laste van Gelderland , Holland en Utrecht zijn gelicht ten behoeve van de belegering van 's- Hertogenbosch. Deze tijd is nu voor het merendeel van het volk al verstreken. Ten tweede stelt hij voor enkele troepen die waren gelicht met het oog op het verblijf van de vijand op de Veluwe, af te danken. In ieder geval verzoekt de RvS HHM de drie provincies prompt op te dragen het restant van het toegezegde geld voor het onderhoud gedurende vier maanden van de twaalfduizend man te betalen, waaruit de achterstallige soldij kan worden voldaan. Ook moeten de gezamelijke provincies worden aangespoord tot betaling van het geld voor het onderhoud van alle andere onlangs gelichte troepen.
HHM schorten een beslissing over de afdanking van het volk op. Verder besluiten ze te schrijven aan de drie provincies alsmede aan alle provincies hun quoten op te brengen voor het onderhoud van de troepen.

1 De in het Frans gestelde propositie is geïnsereerd in S.G. 3188. Deze propositie is ook gedrukt in Aitzema, S. & O. kwarto II, 918-919/folio I, 902-903.