16
Eysinga voert aan dat
Gerardt
Mars, gecommitteerde van de
graaf
van
Oldenburg, zich heeft gemeld. Hij verzoekt HHM ten
eerste
de graaf, zijn landen en onderdanen een akte van
neutraliteit te verlenen met daarbij de verklaring dat ingeval de
keizer het graafschap zou
verlaten, HHM hun
militie daar niet zullen inkwartieren. Ten tweede
klaagt
hij over de overlast en afpersing in het graafschap
door
het in
Steenwijk gelegerde garnizoen. Z. Exc.
heeft daaraan
toegevoegd dat
commandant
Westerbeeck, door de
graaf
aangesproken
over de overlast in het graafschap, in plaats van dit ter harte te
nemen, de graaf een scherpe brief met dreigementen had
geschreven.
HHM besluiten op het eerste punt de graaf voor zijn persoon, zijn huishouden, officieren alsmede zijn landen en onderdanen als neutraal te zullen beschouwen, wat zij altijd zijn geweest. Daarvan zal aan de graaf een passende akte worden gegeven, met de verklaring dat men van deze zijde de neutraliteit oprecht heeft onderhouden wat betreft het Duitse Rijk en HHM de intentie hebben dat te blijven doen. Verder is deze
staat niet van zins het graafschap met een inkwartiering te belasten zolang de graaf en zijn onderdanen zich neutraal
houden.
Maar mochten vijanden van deze staat het graafschap komen te
bezetten,
dan zullen HHM deze vervolgen en aanvallen. Ten tweede wordt Z.Exc.
verzocht de moeite te nemen maatregelen te treffen ten aanzien van
de
overlast van het garnizoen van Steenwijk en de door de commandant
geuite dreigementen, zoals Z.Exc. tot behoud van de reputatie van
het
land en de krijgsdiscipline goedacht.