07/03/1630

 
English | Nederlands

07 - 03 - 1630

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Rantwijck en andere gecommitteerden van HHM alsmede die van de RvS rapporteren conform de gisteren door HHM genomen resolutie de standpunten in de vergadering van de Staten van Holland naar voren te hebben gebracht. De Staten van Holland bedankten HHM voor hun goede ijver tot handhaving van de publieke zaak en verklaarden verder dat over de inlegering van de troepen onder graaf Willem in [ Gulik en Kleef] nauwelijks overleg met hen was gevoerd. Ze merkten verder op dat het krediet van de Generaliteit was verminderd, omdat de provincies niet genoeg middelen toekenden. Daarom zou in de provincies eenparigheid in de heffing van middelen op de voet van Holland bewerkstelligd moeten worden. Wat het voorstel betreft zullen ze de RvS een resolutie doen toekomen.
Er wordt geen besluit genomen.

2 Ontvangen is een vandaag te 's-Gravenhage geschreven brief van de Staten van Holland . Zij schrijven dat ze voor de Admiraliteit te Rotterdam in plaats van Nicolaes van Santen hebben genomineerd: Hendrick van Groenewegen, oud-schepen van Delft, en in plaats van Willem Brasser, Doe Jorisz., oud-burgemeester van Schiedam; voor de Admiraliteit te Amsterdam in plaats van mr. Gerridt Lantschot, Christoffel Dircxsz. van Nieuwenhoven, oud-burgemeester van Leiden en in plaats van Andries Laurensz. van Swaenswyck, Dirck Jansz. Steenwijck, oud-burgemeester van Gouda; voor de Admiraliteit in het Noorderkwartier in plaats van Willem Sybrantsz. Groes, Cryn Taeckens Ossewyer, oud-burgemeester van Enkhuizen.
HHM besluiten de vijf raden in de Colleges ter Admiraliteit commissie in de vereiste vorm te depĂȘcheren waarop de eed dient te worden afgelegd. Dit is al door Osseweyer gedaan in afwezigheid van de anderen.

3 Ontvangen is een brief met berichten van de Admiraliteit in Zeeland d.d. Middelburg 4 maart. Er wordt geen resolutie genomen.

4 Naar aanleiding van het verzoek van mr. Laurens Hubrechsz. van Loemel, wonend te 's-Hertogenbosch, besluiten HHM de hoogschout van die stad te benoemen en te machtigen om de suppliant de eed als notaris af te nemen en hem toe te laten tot bediening van dit ambt in de stad.

5 Ontvangen is een brief van de Staten van Zeeland d.d. Middelburg 28 februari. Zij schrijven op voorstel van de magistraat te Middelburg Pieter de la Palma te hebben genomineerd als raad ter Admiraliteit in Zeeland in plaats van wijlen Steven Cornelisz. Tenijs.
HHM depĂȘcheren commissie voor De la Palma, waarop hij de eed moet afleggen. Aangezien La Palma een bedaagd persoon van 67 jaar oud is en lijdt aan verschillende kwalen, is hij niet bekwaam om te reizen. Daarom worden Arnhem en Veltdriel verzocht en gemachtigd naar de vergadering van de Heren Negentien van de WIC in Middelburg te gaan, om La Palma daar in naam van HHM de eed af te nemen.

6 HHM lezen het advies van de Admiraliteit te Rotterdam d.d. 6 maart over het op 2 maart bij HHM ingediende rekest met de aangehechte stukken van kapitein Cornelis de Leeuw. Hij verzoekt in verband met de moeilijkheid en de afmattendheid van zijn dienst tijdens de belegering van 's- Hertogenbosch en daarna, om een verhoging van zijn maandelijkse gage met 30 gld. en om een verhoging van de kostgelden voor zijn scheepsvolk met 1 st. daags op ieders hoofd bovenop het ordinaris traktement. Dit zou overeenkomstig de toekenning zijn door HHM op 5 feb. aan de kapiteins van de pleiten Kerckhoff en Brienen en het volk onder hun gezag.
HHM besluiten conform het advies over die toekenning het verzoek van de suppliant te honoreren en dat voor de tijd dat deze met zijn volk van zijn ordinaris wachtpost daadwerkelijk naar het leger is afgescheiden, tot het moment dat hij zich daar weer bij heeft gevoegd. HHM verzoeken de RvS de toegezegde extraordinaris toelage uit de legerlasten aan de suppliant te betalen.

7 Van Berckel heeft HHM de inhoud van een brief van Hendrick van Zevender, schout te Roosendaal meegedeeld d.d. Roosendaal 2 maart. Deze schrijft onder andere bij de heer van Marquette te Brussel te zijn geweest. Deze was zeer ontstemd en beklaagde zich over het feit dat Berckel zijn brieven over de bekende zaak niet beantwoordde. Deze waren door de schout aan Berckel overhandigd. De schout verzoekt Berckel namens Merquette om antwoord.
Er wordt geen besluit genomen.