11/04/1630

 
English | Nederlands

11 - 04 - 1630

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM lezen het verzoek van Dirck Claesz. Schepel en Cornelis Martsz. en compagnie, wonend te Amsterdam, alsmede een begeleidende brief van het stadsbestuur van Amsterdam d.d. 9 april. Om de in het verzoek uiteengezette redenen wordt hun toegestaan om vijftien bemande schepen, gemonteerd met zes musketten en met enkele pieken ballastscheeps naar Setubal in Portugal of naar enkele havens in Spanje te sturen. Het aldaar ingeladen zout wordt ten behoeve van de haringnering naar deze landen getransporteerd. Voorwaarde is dat borg wordt gesteld op de Admiraliteitskantoren waaronder de genoemde schepen ressorteren. De zoutlading mag nergens anders heen worden vervoerd.

2 Ontvangen is een brief d.d. 4 april van Johan van Yck, ontvanger van de Admiraliteit te Rotterdam , alsmede een staat van ontvangst van de kantoren van de konvooien en licenten, ressorterend onder het genoemd College over de periode 1 sept. 1627 tot en met 31 aug. 1628.
Er wordt geen resolutie genomen.

3 De extraordinaris kanonniers verzoeken betaling van hun twee eerste ordonnanties.
De ontvanger-generaal wordt opgedragen de supplianten uit de legerlasten te betalen.

4 Professor Jacob Gool wordt toegestaan de afbeelding van de stad Constantinopel [Istanbul] onder afgifte van een ontvangstbewijs een poosje te lenen, om deze in het klein op een plaat te laten snijden met daarbij een plaatsaanduiding.

5 Ter vergadering van HHM wordt de declaratie getoond van het salaris van Jacob van den Ancker, procureur in de zaak van de beschuldigde rechters van Amboina [Ambon], gedaagde contra dr. Laurens de Silla, advocaat-fiscaal, eiser.
HHM stellen griffier Musch de declaratie ter hand om deze te onderzoeken en daarover te rapporteren.

6 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 21 feb. over het op 8 feb. bij HHM ingediende verzoek van de weduwe van kolonel Grenu. De goede diensten van Grenu in aanmerking genomen, het feit dat hij bij de uitoefening van zijn beroep door de vijand is gesneuveld en andere weduwen wel een schadeloosstelling hebben ontvangen wier mannen niet door de vijand zijn gedood, adviseert de RvS de weduwe eenmalig 2.000 gld. uit te keren. Omdat daarnaast alle zoons van weduwen een benoeming bij hun vaders compagnieën is vergund behalve deze, zouden HHM de zoon van de suppliante hiervoor bij Z.Exc. moeten aanbevelen.
Een besluit wordt opgeschort.

7 Adriaen Pouwels, Cornelis Gerridtsz. en Jan Buijs, allen inwoners en buren van het dorp Drongelen in het Land van Heusden, wordt ieder de uitvoer van twee merriepaarden toegestaan ter bebouwing van hun land. Voorwaarde is dat ze borg stellen dat de genoemde paarden niet naar vijandelijk of neutraal gebied zullen worden vervoerd.

8 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 8 april over het op 24 maart bij HHM ingediende verzoek van die van Besoijen. Conform het advies wordt besloten de supplianten toe te staan hun vee te weiden op Hollandse bodem onder borgstelling dat het eenmaal geweid, in deze provincie wordt verkocht. Voor vee verkocht aan vijandelijke zijde moet Bosch' licent worden betaald.

9 HHM lezen een memorie van de gedeputeerden van de stad Emden. Zij verzoeken spoedige afhandeling en afscheid.
Er wordt geen resolutie genomen.

10 Ontvanger Houffyser heeft ter vergadering twee staten ingediend, de een van alle ontvangsten van uitgaande konvooien en licenten te Amsterdam, de ander van alle ontvangsten van hetzelfde middel van inkomende goederen over de periode 1 sept. 1627 tot en met 31 aug. 1628.
Er wordt geen resolutie genomen.

11 Gooswinus Meurskens wordt mandement in cas d'appèl verleend, met de clausule van inhibitie inzake een verklaring van de RvS d.d. 28 maart in het nadeel van de suppliant en ten voordele van kapitein De Loges.

12 HHM lezen het verzoek van Willem Dircxsz. c.s., reders en schippers van de schepen die de zes compagnieën soldaten van het regiment van overste Rosencrants uit de Sont naar hier hebben gebracht. Zij willen hiervoor 12.000 gld. hebben. HHM zullen de Gecommitteerde Raden van Westfriesland en het Noorderkwartier nogmaals schrijven de supplianten het bedrag voorlopig te betalen. Dit mogen ze in mindering brengen op de som die zij nog over de winstuitkering van de WIC schuldig zijn.

13 HHM lezen de memorie van Sixtus van Amama. Hij begrijpt dat de gecommitteerden van de stad Emden nergens in willen toestemmen zolang de keizerlijke troepen in het land zijn. Amama verzoekt HHM conform hun resolutie van 22 nov. 1629 op de klachten van de graaf van Oost-Friesland te beslissen.
HHM besluiten Amama alsmede de gecommitteerden van Emden morgen ter vergadering op te roepen en ze de resolutie van gisteren bekend te maken. Daarvóór moet het mee te geven schriftelijke afscheid ter vergadering van HHM worden geresumeerd.

14 Ontvangen is een brief van Julius Ernst, hertog van Brunswijk-Lüneburg, geschreven op slot Dannenberg d.d. 13 maart. Hij verzoekt door deze landen twaalf tolvoeder rijnwijn te mogen voeren voor zijn hofhouding, zonder daarover 's lands rechten te hoeven betalen.
HHM besluiten deze brief te laten liggen.

15 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 5 april over het verzoek en de bijlagen van de ingelanden en ingezetenen van Doel [Beveren], Sint Annapolder en Ketenisse die op 26 maart bij HHM zijn ingediend. Het advies luidt het octrooi van de supplianten niet te schaden met een generaal verbod van toevoer naar vijandelijke steden. De RvS verzoekt HHM aan de Admiraliteit in Zeeland te schrijven generaal van de konvooien Fortse te gelasten de supplianten de hun in het octrooi verleende vervoer van goederen en vee naar de vijandelijke steden niet langer te beletten. Ook wil de RvS een verklaring van de Admiraliteit waarom zij de ingezetenen belemmert. De RvS heeft daarnaast vernomen dat kooplieden van Antwerpen zich tot schade van dit land dagelijks schuldig maken aan sluikhandel, onder het voorwendsel dat ze op een particuliere sauvegarde wonen in Doel en daarom dezelfde vrijheid genieten. De RvS vindt daarom dat alle particuliere sauvegardes van Antwerpse kooplieden die in Doel handel drijven zonder daar land te bezitten, ingetrokken moeten worden. Alleen ingelanden van Doel mogen deze vrijdom genieten. Zij verwachten dat HHM hiermee zullen instemmen of anders hun bezwaren daartegen kenbaar zullen maken.
Het verzoek van de supplianten zal met een duplicaat van het advies ter hand worden gesteld aan de Admiraliteit in Zeeland, met een verzoek om informatie waarom zij generaal Fortsz. gelast hebben de supplianten het vervoer van hun goederen en vee naar vijandelijke steden te beletten. Na de ontvangst van een antwoord zal hierover worden beslist. In de tussentijd blijft de situatie ongewijzigd en wordt de RvS verzocht het opzeggen van de particuliere sauvegardes voorlopig op te schorten.

16 HHM lezen het herhaalde verzoek van de crediteuren van de administrator van Maagdenburg om de ontvanger-generaal te ordonneren hun een obligatie te verstrekken ten bedrage van hun achterstallen.
HHM hebben toegezegd de supplianten te zullen betalen opdat de administrator makkelijker kan vertrekken, daarom machtigen HHM de ontvanger-generaal de supplianten die hij 100 gld. en meer schuldig is een obligatie te verstrekken, en degenen die hij minder dan 100 gld. schuldig is, contant te betalen met geleend geld. Daarvan zal hem apart akte van autorisatie worden verleend, zodra hij een staat heeft opgesteld van alle posten onder de 100 gld. die de crediteurs toekomen. De obligaties die aan de crediteurs zullen worden verstrekt alsmede het geld dat geleend moet worden ter betaling van de genoemde posten onder de 100 gld. zullen worden verrekend met de tekorten van de provincies in de subsidies aan de koning van Denemarken. HHM verzoeken en machtigen de RvS om met alle denkbare middelen de provincies die met de betaling achterlopen, op voet van gelijkheid te brengen met de provincies die tot nu toe het meest betaald hebben. HHM zullen niet aflaten de provincies van tijd tot tijd aan de achterstallen in de toegezegde subsidies te herinneren, totdat deze zijn aangezuiverd.

17 HHM lezen het advies van de Generaliteitsrekenkamer d.d. 's-Gravenhage 6 april over het op 8 maart aan HHM toegezonden antwoord van de Admiraliteit te Amsterdam , betreffende de door kapitein Brederode ingediende rekening van onkosten op het schip van vice-admiraal Berchem over twee maanden en 24 dagen.
HHM besluiten conform het advies de rekening te overhandigen aan de Admiraliteit om de partijen te horen en tot elkaar te brengen of anders rechtvaardig te besluiten. Daarbij moet gelet worden op buitensporige posten die in de rekening zijn opgevoerd en ook of de vice-admiraal meer moet bijdragen aan deze onkosten dan de 80 gld. die hij daarvoor maandelijks ontvangt.

18 De resolutie van HHM van 29 maart betreffende de uitwisseling van de gevangenen te water aan deze en aan vijandelijke zijde, wordt nader bestudeerd.
De uitwisseling zal van deze zijde door Gerridt van Berckel per brief worden afgehandeld met de gedeputeerden van vijandelijke zijde. De opgestelde brief alsmede het schriftelijke antwoord van de vijandelijke gedeputeerden zullen met HHM besproken moeten worden.

19 Ontvangen is een brief van de Admiraliteit in Zeeland d.d. 6 april met een antwoord op de verschillende brieven van HHM waaronder een van 19 maart, aangaande het opstellen van de rekening van hetgene de VOC verschuldigd is over het middel van konvooien van de in Zeeland uit Oost-Indië aangekomen goederen.
Ten eerste laat de Admiraliteit weten dat deze rekening wordt gemaakt. Ten tweede dat het schip de Sint Nicolaes van kapitein Nicolaes Hartman door de daarop dienende bemanning op zee is overmeesterd en te Vlissingen is ingebracht. De Admiraliteit stuurt daarover enige informatie toe. Ten derde wordt gemeld naar aanleiding van de brief van HHM van 27 maart over het verbieden van de uitvoer van kabel en harpuis naar Calais en omliggende plaatsen, dat het schijfgaren alsmede al het geslagen want naar de genoemde plaatsen voor korte tijd verboden mag worden.
Omdat het eerste punt slechts bestaat uit berichten menen HHM dat hierop geen resolutie wordt vereist. Op het tweede punt besluiten HHM nogmaals aan de Admiraliteit te schrijven met de voormalige kapitein of in zijn afwezigheid iemand van het volk dat met hem gevaren heeft, de situatie van het schip nader te onderzoeken, na te gaan of dit schip gedeeltelijk tot roven en gedeeltelijk tot handel uitgerust is geweest en verder of er geen brieven bestaan waaruit het eigendom der lading kan blijken. Verder moet alles worden gedaan wat deze zaak kan dienen. Het derde punt wordt in beraad gehouden, totdat de adviezen van de andere Admiraliteiten waaraan is geschreven, zijn ontvangen.