1
Dr.
Sixtus van Amama compareert. Op grond van zijn credentie d.d. Esens, 20
feb.
namens de graaf van
Oost-Friesland
dient hij zijn propositie d.d. 's-Gravenhage 22 feb./4 maart in.
Verzocht wordt dat HHM de voorstellen van de gecommitteerden in
Oost-Friesland nader onderzoeken alvorens tot
uitvoering over te gaan.
De propositie1 luidt als volgt. Rudolf Christian wil in vrede, vriendschap en goed overleg met HHM en zijn
onderdanen verkeren. Die intentie is gebleken uit hetgeen zij in
hun
vergadering van 30 aug. 1625 hebben vernomen. Met veel vertrouwen
werden de door HHM afgevaardigde heren in Oost-Friesland begroet.
Hun
komst beoogde de problemen te schikken die waren ontstaan door de
merkwaardige handelwijze van de stad
Emden. De
graaf
meent echter dat de gedeputeerden in hun besognes verder gingen
dan
hun commissie toeliet. Zo moest de graaf, naar Emden gekomen om het
beraad te vergemakkelijken, zich nader uitspreken over
bijvoorbeeld
de apostilles van HHM. Toen de deputatie krachtig op een
verklaring
van de graaf aandrong, heeft hij gemeend een klein reces te moeten
nemen, niet om de conferentie te vertragen maar om zijn naaste
vrienden en bloedverwanten te raadplegen.
Tot verbazing van de graaf heeft de deputatie van HHM tijdens zijn afwezigheid een voor hem nadelig voorstel op papier gezet, dat hem per expresse 3/13 feb. is toegezonden. In de begeleidende brief is hij ernstig gemaand het voorstel na te komen en te voorkomen dat de gecommitteerden dit de facto moesten uitvoeren. De graaf bevond de tekst echter van dien aard dat hij er zeker van is dat zij niet in overeenstemming is met de bedoelingen van HHM. Zijns inziens zijn de gecommitteerden zonder uitdrukkelijke instemming van de graaf niet gerechtigd iets vast te leggen dat niet door de bestaande akkoorden wordt gedekt.
Om nu verder onheil en schade aan zijn hoogheid en rechten te voorkomen, heeft de graaf het raadzaam geacht zich bij HHM te bezwaren. Hoewel de gecommitteerden in hun voorstel verklaren dat er geen klachten en grieven bestaan die niet al in vorige akkoorden zijn geregeld, constateert de graaf dat hij in datzelfde voorstel wordt geacht de Administratoren meer macht en autoriteit toe te staan dan zij ooit van zijn vader tot het beheer van de gemene middelen hebben gekregen. Ook tegen het besluit de onderdanen van de graaf in de heerlijkheden
Esens,
Stedesdorf en
Wittmund
onder de middelen en schattingen van het graafschap te stellen
maakt
hij bezwaar. Zij zijn hierover niet gehoord en zullen zo tot
uiterste
armoede worden gebracht.
Deze grieven zijn hier slechts oppervlakkig aan de orde gesteld en zullen door de graaf in persoon of bij een volgende bezending zodanig worden voorgelegd, dat HHM niet anders dan kunnen constateren dat hij zich terecht over het voorstel van hun gecommitteerden heeft beklaagd. Ondertussen verzoekt de graaf zolang de kwesties niet uitvoerig en met volledige kennis van zaken zijn bestudeerd dat wat is voorgesteld en verklaard voorlopig niet te effectueren.
HHM stellen Amama's propositie en ook het rapport van
Hindelopen en
Ter Cuylen d.d.
25
feb., inclusief het advies van de heren van
Holland,
ter hand van Z.Exc. en de RvS. Die moeten de voornoemde heren horen
en
vervolgens HHM van advies te dienen.
05/03/1626, 1
1
Geïnsereerd in S.G. 3185.