11
De baljuw, eerste en andere hoofdmannen van
IJzendijke hebben in hun rekest te kennen gegeven dat zij met instemming
van hun gemeente op elke ton zwaar bier 1 gld. heffen en 10 st. op
een
ton klein bier tot last van de tapper, 5 st. op een ton zwaar bier
voor
eigen gebruik als ook 1 st. op een stoop wijn tot last van de
tapper, 1
st. op een ton bier die te land wordt aangeslagen voor
kaaigeld
tot last van de verkopers of bierstekers, met nog 5 st. die
voorheen
door de bierdragers werden genoten.
Ook verzoeken zij een besluit over hun al in 1622 ingediende rekest over de accijnsheffing op wijn en gemaal ter bestrijding van hun lasten of dat HHM in elk geval de imposten omslaan zoals dat gebeurt in
Sluis en
Aardenburg.
Aangezien de supplianten al op eigen gezag bepaalde heffingen hebben vastgesteld, besluiten HHM het rekest met bijbehorende stukken opnieuw voor onderzoek ter hand te stellen van de RvS. Die moet tevens adviseren of men hun niet voor een bepaald aantal jaren een impost in de vorm van parochielasten kan toestaan.