5
Bernard van Aldenbruch, ambtman te Grevenbroich en Gladbach, verzoekt
voor zichzelf
en
Van Hompesch, heer van Bohem
en Tetz,
paspoort om door vijandelijke plaatsen naar dit land te reizen ter
afhandeling van zaken voor het onmondige kind van
Gebhart
van
Eijl, voormalig stadhouder van de Brandenburgse
keurvorst.
De RvS wordt om advies gevraagd.