2
De ridderschap, de steden
Norden en
Aurich en de huismansstand van
Oost-Friesland geven d.d. Emden 15 april credentie
op
Ciriacus Hisken. Deze dient zijn
propositie
1 in:
Hisken
is gestuurd om de heren Staten de diensten van bovengenoemden aan
te
bieden en tevens hun verontschuldigingen over te brengen voor het
aannemen van een
afwachtende houding in de beantwoording van hun aanschrijven van
maart
jl. De aanhoudende Landdag en de behandeling van de uitspraak van
de deputatie van HHM te
Emden waren daarvoor verantwoordelijk.
Aangezien zij hebben vernomen dat vertegenwoordigers van zowel de stad Emden als de
graaf van Oost-Friesland ter plaatse zijn en allebei van zins lijken nog andere
personen te sturen, heeft Hisken de boodschap
meegekregen HHM te verzoeken de eerdergenoemde
verklaring niet anders te beschouwen dan als een bevestiging van de
voorgaande akkoorden, recessen, concordaten, verdragen en de in
1620
door HHM verstrekte apostilles. Daarin zou niets veranderd dienen
te
worden, de beloofde handhaving zou moeten plaatsvinden. Echter,
specifiek hetgeen in de uitspraak wordt gezegd over
achtereenvolgens
de correctie van landrechten en
andere statuten; de defensie van het land op kosten van de graaf;
de samenvoeging van de heerlijkheden
Esens en
Wittmund; de jurisdictie van het hofgericht;
het 23ste artikel van het akkoord van
Osterhusen,
tot slot, de
beëdiging
van de grafelijke kanselier en raden en andere ambstdragers, dient
volkomen
intact te worden gelaten en zonder uitstel geëffectueerd te
worden.
De stad Norden en de huismansstand hebben de afgevaardigden van HHM in Oost-Friesland bezwaren ter hand gesteld waaraan tot nu toe niets is gedaan. Daarom hebben zij Hisken gelast HHM te verzoeken daarover in
's-
Gravenhage een beslissing te nemen die de
bezwaren
zal wegnemen en bewerkt dat niemand in de toekomst belast wordt met
boven de bestaande verdragen en akkoorden uitgaande
zaken.
De propositie gaat naar de RvS voor advies.
05/05/1626, 2
1
Geïnsereerd in S.G. 3185.