11
In aanwezigheid van
Z.Exc. en de
RvS
doen de
gecommitteerden
van HHM verslag van hun beraad met de afgevaardigden van
respectievelijk de
graaf en de
stenden van
Oost-Friesland en die van de stad
Emden. De afgevaardigden van de graaf hebben op
zeven
of acht minder belangrijke punten bezwaren geuit tegen de uitspraak
van
de gedeputeerden in Oost-Friesland en hebben nieuwe artikelen
overhandigd. Die van Emden hebben geantwoord dat zij daartoe geen
lastgeving hebben en uitsluitend hier zijn in verband met die
uitspraak, aangezien de graaf, teneinde gehoord te worden, uitstel
van
haar uitvoering had verzocht. De afgevaardigden van de graaf
houden
vol dat deze met de ridderschap, de steden
Norden
en
Aurich en de huismansstand tot een akkoord is
gekomen
en dat hun afgevaardigde
Ciriacus
Hisken dit met
het
besluit van de Landdag bewijst. De stenden hebben zich niettemin
gehouden aan de uitspraak en zullen zich houden aan hetgeen HHM
daarop
vastleggen.
De gecommitteerden zullen nogmaals met de diverse afgevaardigden in bespreking treden over de artikelen waarop een akkoord mogelijk is en vooral letten op de punten van de heffingen en de bezetting van het gebied, aangezien daarop zeer wordt aangedrongen door Emden. Voorts zouden ook de overige door de grafelijke afgevaardigden ingeleverde punten zo goed mogelijk geschikt dienen te worden.