14
De
Generaliteitsrekenkamer
schrijft met het verzoek de
Staten van Zeeland
ertoe te bewegen dat zij de
ontvanger-generaal de opbrengst doen toekomen van de verpachting van de 14 gld.
ten honderd wit zout tot last van de panneman. De impost is bij
resolutie van 2 okt. 1589 geheven in
Holland,
Zeeland en
Friesland ten behoeve
van
de Generaliteit en deze provincies hebben daarin sindsdien steeds
weer
geconsenteerd.
De gedeputeerden van Holland verklaren gelast te zijn het bedrag dat deze verpachting sinds 1589 heeft opgebracht, meer dan 700.000 gld., te verhalen op de Generaliteit als Zeeland de inkomsten niet afdraagt.
De Staten van Zeeland krijgen een kopie van het schrijven met de dringende aansporing de Generaliteit te voldoen
In dezelfde brief van de Generaliteitsrekenkamer wordt verzocht te regelen dat het land wordt ontheven van het in 1619 opgenomen bedrag tot dekking van de kosten van de gevangenschap van mr.
Jan van Oldenbarnevelt en anderen.
Besloten wordt de retroacta na te zien.
Dezelfde brief bepleit ook te regelen dat de kosten van de executie van
Jacob Mom,
Botbergen en
Einhouts aan het land worden
terugbetaald.
Conform een eerder genomen resolutie zal de ontvanger-generaal zijn commies het geld doen verhalen op
Gelderland en
Utrecht. In deze provincies liggen de
geconfisqueerde goederen van de geëxecuteerden.