7
HHM lezen het rekest van de pachters van een kwart van de konvooien en licenten dat verschillende punten behelst.
De pachters hebben met behulp van twee schepen van de
Admiraliteit te Dokkum
onverlicente goederen uit twee in
Het Vlie gelegen Amsterdamse koopvaardijschepen gelicht en onder
jurisdictie van dat College gesteld. De
Amsterdamse
Admiraliteit
is hierover zeer misnoegd en weigert het
geld
voor de betaling van hun beambten uit te keren zolang de
goederen
niet naar haar rechtsgebied zijn gebracht.
HHM zullen de Amsterdamse
Admiraliteit schrijven dat zij de goederen bij het
College
te Dokkum moet opeisen en dat zij dit niet op de pachters mag
verhalen.
In de tweede plaats klagen de pachters over de konvooimeester te
Hoorn die 30 gld. heeft gekort op hun deel in de toegewezen
buitgemaakte schepen omdat hij vanwege hun klachten naar
's-
Gravenhage heeft moeten reizen.
HHM zullen de
Admiraliteit in het
Noorderkwartier
schrijven de konvooimeester te doen afzien van zijn onterechte
aanspraken.
Ten derde vragen de pachters de controleurs van de diverse Admiraliteitscolleges op te dragen een overzicht in te leveren van hetgeen er in 1624 per maand aan konvooien en licenten is opgebracht opdat zij hun staat kunnen maken.
Een besluit hierover wordt nog uitgesteld.
In de vierde plaats vragen de pachters HHM uit te maken of zij niet recht hebben op een kwart van de op zee buitgemaakte en geconfisqueerde schepen.
HHM houden dit in beraad.
Ten vijfde laten de pachters weten dat zij tegenover gedeputeerden van HHM graag opening van zaken willen geven in het geval HHM een nieuwe verpachting overwegen, dit tot groot nut en voordeel van het land.
De pachters moeten hun gedachten op schrift stellen en inleveren.