11
Gedeputeerden en administratoren van ridderschap, steden en stenden van het graafschap
Oost-Friesland committeren d.d. 22 juli hoofdeling
Arent Tido van
Diepenbroeck tot Middelstewehr, administrator
Uco
Sparinga en secretaris van het College van
Administratoren
Cyriacus Hisken met het verzoek
deze heren
audiëntie te verlenen. Sparinga en Hisken zijn vervolgens tot de
vergadering toegelaten en hebben hun propositie gedaan en die op
schrift, ondertekend, ingeleverd.1Na de door de deputaties overgebrachte resolutie van
HHM
d.d. 20 mei is in Oost-Friesland zowel mondeling als schriftelijk
gepoogd de diverse geschillen met de
graaf bij
te
leggen. Niettemin heeft de graaf bepaalde punten uitdrukkelijk
afgewezen en is hij aan andere voorbijgegaan. Daardoor is het de
principalen van de gecommitteerden onmogelijk gebleken op de in de
resolutie d.d. 20 mei afgesproken datum [1 juli] te verschijnen en
is
de situatie als ter tijd van Hiskens laatste afvaardiging. De
inning
van de gemene middelen is niet ten uitvoer gebracht en dus kunnen
de
daarvan afhangende betalingen niet worden gedaan. De ondergang van
Oost-Friesland is nabij indien niet wordt ingegrepen en daarom zijn
de
gecommitteerden opnieuw gestuurd om HHM de nabuurlijke diensten van
hun
principalen aan te bieden en zich te verontschuldigen voor het niet
verschijnen op de afgesproken datum op grond van de aangevoerde
redenen. Zij verzoeken HHM nogmaals een besluit te nemen over elk
van de door
Hisken op 5 mei ingebrachte punten.
HHM stellen de besluitvorming uit tot de volgende vergadering.
15/08/1626, 11
1
Geïnsereerd in
S.G.
3185.