12
De
Gedeputeerde Staten van Utrecht
schrijven d.d 21 sept. dat de
Staten van Utrecht
graaf
Wilhelm van Nassau hebben genomineerd naast jonker
Willem de
Hartain, heer van Marquette, en
Marlot
voor het vrijkomende ritmeesterschap van de compagnie van hertog
Christian van Brunswijk. Zij
verzoeken, met
redenen
omkleed, de eerstgenoemde bij Z.Exc. voor deze post aan te
bevelen.
Van graaf Wilhelm zelf is ook een brief, van dezelfde strekking,
ontvangen.
HHM constateren dat de graaf kolonel van een compagnie voetvolk is en dus een ruitercompagnie niet tegelijkertijd in eigen persoon kan leiden. Aan de Gedeputeerde Staten en de graaf zal worden teruggeschreven dat de nominatie in strijd is met het reglement en dat de aanbeveling dus niet kan worden gedaan. Aan de Staten zal in het bijzonder worden geantwoord dat HHM van een provincie die de punten van het staatse reglement heeft bekrachtigd en doet bevorderen, een dergelijk optreden niet verwachten. Zij verzoeken de provincie dan ook zich daaraan te houden zolang die punten niet zijn gewijzigd door een formele resolutie van alle provincies. Z.Exc. zal worden verzocht geen aandacht aan dergelijke nominaties te schenken zolang de resolutie dat niemand twee compagnieën tegelijkertijd kan bedienen niet door de gezamenlijke provincies is veranderd.