111
De zaak van de betaling van de proviand voor de gevangenen te
Duinkerke en elders is hervat. Vastgesteld wordt dat het akkoord van de
uitwisseling uit naam van de Generaliteit is gesloten en dat die
dat
dus moet nakomen. Wel wordt het voorbehoud gemaakt dat de kosten
op
een passende manier kunnen worden verhaald.
Conform het voorstel d.d. 27 okt. van de
Grote Visserij
zullen de reders van de behouden buizen en haringschepen de proviandkosten van stuurlui en bootsgezellen voor hun rekening nemen. Waar het de gevangengenomen bemanning van verloren gegane schepen betreft zullen de steden de vrienden van de gevangenen ontbieden en naar vermogen laten bijdragen. In de gevallen waar geen vermogen of goederen beschikbaar zijn, zullen de steden de proviand vergoeden en die kosten via de consenten verhalen op de provincies waaruit de gevangenen afkomstig zijn. Als het buitenlandse gevangenen betreft zijn de kosten voor rekening van de Generaliteit. De provincies en de Generaliteit zullen op hun beurt de kosten trachten te verhalen op het losgeld dat sommige gevangenen al met de vijand hebben afgesproken, maar dat door het uitwisselingsakkoord niet betaald wordt.
Om dit alles goed te kunnen uitvoeren zullen degenen die de uitwisseling regelen de gevangenen, voordat zij uit
Sluis mogen vertrekken, stuk voor stuk vragen naar herkomst,
schip,
reders en door schipper of stuurman afgesproken losgeld.
Kesseler zal om een lijst van de
afgesproken
losgelden worden gevraagd teneinde de bedragen te kunnen omslaan
over
de minvermogenden. Deze regeling geldt voor de opvarenden van
buizen,
haring- en koopvaardijschepen. De proviandkosten van de
minvermogende
matrozen op de oorlogsschepen zullen worden gedragen door de
Admiraliteitscolleges.
30/10/1626, 11
1
Deze resolutie is in S.G. 51 door een
klerk ingeschreven.