2
De
RvS
compareert en overhandigt zijn propositie ter verkrijging van de consenten voor de petities voor 1627. Tevens verzoekt de Raad aanzuivering van de defecten in de eerdere consenten.
HHM danken de Raad voor zijn goede zorgen. De provincies ontvangen kopie van de stukken.
De propositie1 luidt als volgt: De voor 1626 ingewilligde consenten lopen binnenkort af en bovendien zijn er ernstige tekorten vanwege de buitengewone kosten voor de veldtochten en het mislopen van door geallieerden beloofde, aanzienlijke subsidies. Z.Exc.,
Ernst Casimir en de RvS hebben het daarom nodig gevonden HHM opnieuw de
staat van het land voor te houden en te wijzen op de middelen
waarmee
de Republiek zich in 1627 staande kan houden in de onverzoenlijke
oorlog met de vijand.
Rekening moet worden gehouden met de grote veranderingen die zich kortgeleden hebben voorgedaan ten nadele van de ware christelijke religie. De paapse Liga met haar Spaansgezinde aanhangers heeft bijna geheel
Duitsland overweldigd en aan haar tirannie onderworpen. Bovendien raakt
de oorlog in
Italië en
Grisons
[Graubünden] die de
Spaanse koning veel geld heeft
gekost,
op zijn
eind en lijkt de oorlogslast nu geheel en alleen op de schouders
van de
Republiek neer te komen. Geen slapheid en nodeloze disputen over
ogenschijnlijke voordelen van de een ten opzichte van de ander,
maar
goede voorbereidingen en vertrouwen in Gods zegen zijn vereist. Er
moet
besloten worden over een vaste voet voor het onderhoud van het
noodzakelijk krijgsvolk en over de afdoening van de oplopende
schulden
van het land. De schulden zijn niet alleen ontstaan door de niet te
begrenzen oorlogslasten, maar ook omdat bepaalde provincies hun
consenten niet hebben voldaan. De schulden veroorzaken grote
onrust en
roepen in het hele land jammerkreten op van arme mensen die hun
bezittingen kwijtraken en op straat worden gezet. HHM begrijpen
ongetwijfeld hoe noodzakelijk het is dat de betreffende provincies
de
defecten in de consenten van voorgaande jaren aanzuiveren. Anders
gaat
niet alleen de onderlinge gelijkheid verloren, maar zien provincies
die
geconsenteerd en ten dele betaald hebben, daar verder van af. In
elk
geval zouden de defecten die vanaf 1614 zijn ontstaan aangezuiverd
moeten worden. Herhaaldelijk is aangevoerd dat de schuldsanering
van
het grootste belang is voor het herstel van 's lands krediet,
plechtanker van de Republiek nu de langdurige oorlog het onmogelijk
maakt een volle schatkist te hebben. Een vaste regeling voor de
kapitalen die ten laste van de Generaliteit tegen rente zijn geleend
zou uiterst dienstig zijn voor het behoud en de versterking van het
krediet. Overeenkomstig de bijgaande staat bedragen deze - buiten
2.286.560 pond 13 sch. 2 d. aan pro memorie posten - 4.893.960
pond 12
sch. 5 d. Daartoe zou men ofwel enige middelen algemeen over alle
provincies kunnen heffen dan wel de bedragen evenredig over de
provincies verdelen om op termijn tot aflossing te komen.
Voorts zijn er de lasten die in 1627 moeten worden gedragen in verband met het behoud van de Republiek. Zowel te land als ter zee zal men zich teweer dienen te stellen tegen allerlei bedreigingen. Het is dan ook noodzakelijk het oude aantal ruiters en voetknechten in dienst te houden om de vijandelijke macht te weerstaan. De grenzen vallen immers alleen te verdedigen als de vele grenssteden bezet blijven en in geval van nood een behoorlijk leger te hulp schiet. Dientengevolge wordt verzocht om verlenging van de staat van oorlog van 786.650 pond per korte
maand en de in het begin van dit jaar vastgestelde repartitie van 91.422 pond, tezamen 878.072 pond Vlaams. Juist omdat steeds weer blijkt hoe weinig staat er valt te maken op de buitenlandse subsidies, is het van belang te zorgen voor stipte maandelijkse betalingen van deze lasten.
De logiesgelden vallen elk jaar hoger uit dan het op de staat van oorlog uitgetrokken bedrag, omdat er sinds het
Bestand meer krijgsvolk is. Daarom verzoekt de Raad om voortzetting van de betaling van 100.000 pond in 1627, zodat men de provincies en met name de
grenssteden die hierover veel hebben geklaagd, tevreden kan stellen.
Voor de extraordinaris onkosten van het veldleger zoals wagens, schepen, trekpaarden, legerwerken en
officieren, die alle jaren hoger zijn dan gedacht, wordt verzocht om 200.000 pond per maand dat het leger te velde is.
Omdat
Z.M. het Engelse secours van zesduizend man al heeft opgezegd en
de lichting van de waardgelders altijd een verloop binnen de
ordinaris
compagnieën teweegbrengt, lijkt het verstandiger voor 1627
het
regiment
Candale (veertien
compagnieën voetknechten), de vier nieuwe
compagnieën [te voet]
in
het regiment
Haulterive en de
dertien ruitercompagnieën te continueren. Tot nu toe zijn
zij
buiten
de repartitie in dienst gehouden. Weliswaar kosten deze troepen
664.917 pond per jaar, maar zij leveren veel meer op dan de
waardgelders. Zij hebben nu bijna twee jaar gediend, vormen
goede
eenheden die men, eenmaal ontbonden, niet snel weer bijeen krijgt.
Dat
geldt vooral voor de ruitercompagnieën die in de huidige
omstandigheden, waarin de vijand over veel meer paarden beschikt,
juist erg nodig zijn. De RvS verzoekt HHM dan ook de achttien
compagnieën voetknechten en de dertien
ruitercompagnieën in 1627
nog
in dienst te houden.
Ook wordt verzocht de subsidiëring van de
Deense koning met 50.000 gld. per maand voort te zetten. Immers, van zijn
verzet tegen de paapse Liga in Duitsland hangt het lot van de
gehele
christenheid en in het bijzonder dat van de Verenigde Provincies
af.
Verleden jaar is bij propositie van 28 juli uitvoerig het belang
van
deze financiële ondersteuning uiteengezet. Zolang HHM deel
uitmaken
van de alliantie kunnen zij het subsidie niet weigeren en zeker
niet
gezien het voornemen van de vijand de
Elbe en de
Wezer te veroveren. Vanuit die positie kunnen zij
de
Republiek nog beter belagen en zelfs de zee buiten haar bereik
brengen.
Voor in 1627 nieuw aan te leggen fortificaties wordt
300.000 pond gevraagd boven de in de staat van oorlog vervatte bedragen voor onderhoud. Eveneens wordt verzocht om 50.000 pond voor nieuw geschut ten behoeve van de grenzen.
De vijand probeert tegenwoordig met alle mogelijke middelen de zee te veroveren en laat niet na daartoe wreed en onmenselijk te handelen. Onschuldige, arme zeelieden en vissers worden zonder beharmhartigheid overboord gezet, hun vaartuigen in de grond geboord. Het gevolg is dat zij zich niet meer op zee durven wagen en hun broodwinning missen. De Admiraliteiten echter kunnen uit hun
inkomsten de noodzakelijke toerustingen bij lange na niet
bekostigen. Daarom dient de heffing van konvooien en licenten niet alleen volgens de oude lijsten met verpachting voor een kwart te worden voortgezet, maar ook zover voor bepaalde goederen mogelijk, verhoogd, aangezien de inkomsten sterk verminderen nu de vijand de licenten gesloten houdt. Om de equipage enigszins op peil te houden is een subsidie van 1.000.000 pond dringend nodig.
Ook wordt verzocht om een impost van 14 gld. per honderd wit zout en 10 gld. op de klijnen ten laste van de
panneman. De opbrengst dient rechtstreeks naar het kantoor van de Generaliteit te vloeien.
Verder wordt verzocht om bij vervanging de contributies en middelen van de Landschap
Drenthe voort te zetten, ter betaling
van de ruiters, voetknechten en onkosten die voor de Landschap worden
gemaakt en zijn gespecificeerd op de staat van oorlog. Bovendien
moet,
conform eerdere besluitvorming, elke maand 500 pond uit de
middelen van
Coevorden voor de fortificaties aldaar
worden aangewend.
Eveneens vraagt de Raad voortzetting van de imposten, contributies en verdingen in
Brabant, het kwartier van
Roermond,
Vlaanderen,
Lingen,
Wedde en
Westerwolde. Dit betreft niet alleen
gebieden
onder HHM die kunnen bijdragen, maar ook die onder de vijand
inzoverre
het krijgsvolk het geld daar kan innen.
De provincies wordt dringend verzocht de gemene middelen van consumptie en onroerende goederen vast te stellen en toe te passen opdat voortaan de genoemde lasten eenvoudiger te dragen zijn.
Tot slot verzoekt de Raad de consenten vóór het begin van het volgende jaar in te brengen en daartoe bijtijds de landdagen en vergaderingen uit te schrijven. De grote macht van de vijand en diens plannen te land en te water vereisen nu eenmaal dat snel maatregelen worden getroffen. Als wij tijd verliezen of nalaten iets te ondernemen vanwege onderlinge geschillen zal de ondergang van onze staat en het goede vaderland het gevolg zijn.
12/11/1626, 2
1
Geïnsereerd in
S.G.
3185 en gedrukt in Aitzema, S. &
O. kwarto II,
59-66/folio I, 598-601.