13
Het antwoord aan de
ambassadeur van de Deense koning, waarin HHM de levering van volk aan
Z.M. excuseren, is opgesteld.
1
Naar aanleiding van de op 3 okt. ontvangen brief van de koning van Denemarken en hetgeen daarna door zijn ambassadeur Thomassen naar voren is gebracht, verklaren HHM dat zij niets liever zouden willen dan het heldhaftig optreden van Z.M. met troepen ondersteunen. Niet alleen de Republiek maar ook de vrijheid van
Duitsland hangt af van het behoud van het Deense leger. De
onderdrukking door de Spaanse monarchie zou vrij baan krijgen bij
een
ontbinding van dat leger. Echter, gezien de strijd die deze staat
tot
nu toe moet leveren tegen een machtiger leger dan het zijne, zal
Z.M.
begrijpen dat het de Republiek onmogelijk is zichzelf te
verzwakken. Bovendien zal het ertoe leiden dat de vijand in elk
geval
een gelijk aantal soldaten naar
Tilly stuurt.
Door
de vijand met de strijd alhier op te houden en af te houden van het
sturen van volk naar Duitsland is iedereen beter geholpen. De
vijand
heeft daardoor zelfs al enkele ruitercompagnieën van Tilly moeten
betrekken.
Eventueel zou versterking gestuurd kunnen worden wanneer het leger wordt ontbonden. De vijand maakt echter nog geen aanstalten zijn leger te ontbinden en, afgaand op zijn bevoorrading, is hij van plan zijn troepen bij de grenssteden in te kwartieren om weer snel te velde te kunnen zijn. Ook is
Spinola met een bekwaam leger van een paar duizend man in
Vlaanderen. Na de mislukte aanval op het fort bij
Sluis zal hij daar nog iets belangwekkends willen
ondernemen. Ook is vernomen dat de markies in
Breda en
in
Groenlo iets laat voorbereiden.
HHM
moeten in deze hachelijke situatie voortdurend op hun hoede zijn
en
kunnen geen volk missen. Daar komt nog bij dat niet langer op de
zesduizend man Engelse troepen gerekend kan worden. Voorts kunnen
in
de winter de rivieren dichtvriezen en is er voor hun bewaking nog
meer
volk nodig dan gewoonlijk.
HHM vertrouwen erop dat Z.M. begrijpt dat zij in deze omstandigheden zijn verzoek om versterkingen niet kunnen honoreren. Ondanks het uitblijven van de bij de alliantie beloofde financiële steun van
Frankrijk en
Venetië zal men tot het uiterste gaan
in het opbrengen van het maandelijks subsidie. HHM blijven de
zaak
van Z.M. zowel binnen als buiten de Republiek toegedaan. Naar
aanleiding van het schrijven van Z.M. d.d. 21 okt. hebben zij hun
ambassadeurs opgedragen de gezanten van
Denemarken
te
assisteren bij de pogingen steun te verwerven. Zij hebben
toegestaan
dat Z.M. in deze provincies kanonniers, pioniers en
geschutsofficieren
laat werven. Op het schriftelijk verzoek van de
prins
van
Denemarken hebben zij voor Z.M. de uitvoer toegestaan van
honderdduizend pond lonten, honderduizend pond gegoten kogels,
honderdvijftigduizend pond buskruit, drieduizend harnassen met
pieken,
duizend paar pistolen en drieduizend musketten inclusief bandeliers
en
forketten. Deze goederen zijn schaars en ook hier te lande nodig en
toch hebben HHM hun uitvoer - zelfs die van het buskruit - vrij
van
kostbare rechten, toegestaan. De Deense ambassadeur wordt verzocht
Z.M. te verzekeren van de hulp van HHM in alle andere zaken,
voorzover doenlijk.
Het antwoord is voorgelezen en goedgekeurd.
Voortvloeiend uit het voorgaande antwoord is op een nieuw verzoek van de prins van Denemarken d.d. 6 okt.
Jan de Wilm en
Laurens Molegraeff
toegestaan voor de
koning van Denemarken het bovengenoemde wapentuig in de daar
genoemde
hoeveelheden, vrij van konvooi en licent uit voeren. De uitvoer
moet
worden aangetekend op de lijst en HHM moet binnen drie maanden na
de
uitvoer een bewijs van levering aan de Deense koning worden
overhandigd.
14/11/1626, 13
1
Geïnsereerd
in
S.G. 3185.