18/11/1626, 1

 
English | Nederlands

18/11/1626, 1

11 De RvS is ter vergadering verschenen en laat weten het schriftelijk advies van Z.Exc. inzake Oost-Friesland te hebben onderzocht. De raden begrijpen dat behoud van Emden de hoofdzaak is. Zij achten het voorgestelde middel echter niet uitvoerbaar. Immers, de versterking van de compagnieën en het onder eed van en bezoldiging door HHM stellen van zes compagnieën van de stenden kan niet gebeuren zonder medeweten en toestemming van de op dit moment verdeelde magistraat. Zodra dit voornemen de magistraat bereikt zal die in nijd losbarsten en zal men alle hoop op de daar zo zeer verlangde neutraliteit kwijtraken. Daarom stelt de RvS voor de gedeputeerden te Emden te schrijven zich precies te doen informeren over de wijze waarop de stad behouden kan blijven. Twee uit hun midden zouden dan hierover in 's- Gravenhage moeten rapporteren. Ook kan men nog twee of drie gematigde personen naar Emden afvaardigen om aldaar onafhankelijk van de aanwezige gedeputeerden dezelfde, maar wel pertinente, inlichtingen in te winnen. Na hun terugkeer met twee van de andere gedeputeerden teneinde verslag uit te brengen, zou dan na rijp beraad over de zaak kunnen worden besloten. In de tussentijd zou alles onveranderd moeten blijven.
Nadat verschillende overwegingen naar voren zijn gebracht, is uiteindelijk besloten dat naast Walta de heren Rantwijck en Beaumont naar Emden zullen gaan om zich met de aldaar aanwezige gedeputeerden te richten naar de inhoud van het advies van Z.Exc. De deputatie te Emden zal van hun komst op de hoogte worden gesteld. Zij krijgt de opdracht in de tussentijd de uitspraak ongewijzigd te laten, inclusief het punt van de bezetting tenzij die inmiddels zo vergevorderd is dat zij niet zonder grote schade voor het land kan worden opgegeven.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 3906.