23/11/1626, 4

 
English | Nederlands

23/11/1626, 4

4 Naar aanleiding van hetgeen op 9 nov. door Huissen naar voren is gebracht laten de heren van Holland weten dat zij het onredelijk vinden de dorpen aan de Brabantse kant te dwingen tot het halen van hun goederen uit of Bergen op Zoom, of Steenbergen, of Geertruidenberg. Beter zou het zijn hen vrij te laten in het halen van hun levensbehoeften, maar die wel te laten aftekenen op een lijst. De veel voorkomende fraude in de uitvoer van goederen naar vijandelijk gebied moet goed worden onderzocht en de kapiteins en ambtenaren die aan dit bedrog meewerken dienen te worden bestraft. Wat de te Duinkerke door Fransen gekochte schepen en de vaartuigen die havens in Vlaanderen uit- of binnenlopen aangaat menen de gedeputeerden van Holland dat zij tot goede buit verklaard kunnen worden, mits deze feiten blijken nadat de schepen zijn overgedragen aan de Admiraliteiten.
De opvatting van Holland over de Brabantse dorpen wordt niet, het standpunt over de schepen wel overgenomen. De Admiraliteiten zal formeel worden meegedeeld bij hen opgebrachte schepen, waarvan is gebleken dat zij de Vlaamse havens wilden uitvaren of binnenlopen, tot goede buit te verklaren. Languerack en Mibassen zullen op de hoogte worden gebracht om bij klachten te kunnen antwoorden dat deze aanpak gegrond is in het recht van buitverklaring. Zelfs de [Franse] koning heeft paspoort verzocht voor de schepen die het hout voor de aanleg van de haven van Calais uit een Vlaamse haven hebben gehaald.