25/11/1626, 2

 
English | Nederlands

25/11/1626, 2

2 De graaf van Oost-Friesland heeft audiëntie verzocht. Eck en Noortwijck hebben hem eerst welkom geheten en zijn regering geluk toegewenst. Daarop heeft agent Valckenborch de graaf plechtig meegedeeld dat hij in de vergadering werd verwacht en hebben Eck en Noortwijck hem vanaf de trap naar boven begeleid. De graaf heeft zijn kanselier Wiarda en raadsheer Amama meegenomen. Namens de graaf dient Wiarda mondeling en schriftelijk een propositie1 in.
De graaf acht het onnodig HHM uitvoerig uiteen te zetten wat zich na het overlijden van zijn vader in het graafschap heeft afgespeeld, aangezien zij door hun naar Oost-Friesland gezonden gedeputeerden wel voldoende op de hoogte zullen zijn gesteld. Er zijn twee hoofdzaken: ten eerste, de agreatie van de op 3/13 februari door de gedeputeerden van HHM gepubliceerde uitspraak; ten tweede, de beveiliging tegen de invallen van de andere zijde met haar nadelige gevolgen voor de gemene middelen. De graaf heeft de gecommitteerden van HHM uitgelegd waarom hij de uitspraak niet kan accepteren. Daarbij is ook uiteengezet waarom het onlangs door HHM beraamde plan voor de landsverdediging niet het bedoelde effect kan hebben. Desniettemin heeft de deputatie van HHM verklaard niet te kunnen afwijken van haar commissie zodat de graaf nu genoodzaakt is zich in dit jaargetij naar 's- Gravenhage te begeven om rechtstreeks met HHM in overleg te treden.
De graaf kan de uitspraak niet goedkeuren, al was het omdat zij zo gebiedend is gesteld dat daarmee zijn gezag als landsheer volstrekt wordt miskend. HHM en degenen die betrokken waren bij de met zijn vader en grootvader gesloten akkoorden en traktaten, hebben altijd verklaard ten aanzien van het behoud van dat gezag zorgvuldig te zijn. Aan de geschilpunten met Emden waarover zijn vader en hijzelf zich bij HHM hebben beklaagd, is door hun gecommitteerden voorbijgegaan.
Ten aanzien van het punt van de beveiliging ziet de graaf niet hoe men het gestelde doel zal bereiken. Die uit Lingen kan hij wel met zijn eigen volk uit het land verjagen en vijandig bejegenen. Als dat gebeurt door staatse troepen of de garnizoenen uit Emden zal de toestand alleen maar verergeren. De plattelandsbewoners zullen ten prooi raken aan de andere zijde, terwijl zij daar tot nog toe vrij van waren; de pacht en de generale middelen zullen vastlopen. De graaf zou dan ook graag zien dat HHM vanwege deze belangrijke zaken enkele personen committeren tot nader overleg met hem persoonlijk. Hij hoopt duidelijk te maken er niet aan denken (zoals HHM schijnt te worden aangepraat) zijn recht te handhaven door vreemde middelen die slechts zouden leiden tot zijn eigen verderf. Hij wil met deze staat goede betrekkingen en vriendschap onderhouden en verzoekt een goede en spoedige resolutie te mogen ontvangen.
HHM bedanken voor en beantwoorden het aanbod van goed nabuurschap. Zij zullen enkele gedeputeerden aanwijzen voor een nader overleg met de graaf.

1 Geïnsereerd in S.G. 3185.