11
HHM besluiten over de op 21 nov. door gedeputeerden van de
WIC
ingebrachte punten het volgende. Inzake het eerste punt zal aan de in gebreke blijvende provincies worden geschreven hun aandeel in de eerste drie termijnen op te brengen. Wat het tweede punt aangaat zal van de inmiddels verschenen vierde termijn, inclusief verhoging, door de RvS decharge worden verleend op de provincies.
Lyclema heeft verklaard voor instemming met deze twee punten niet
te
zijn gelast. Voorts is de WIC bij deze de gevraagde volmacht
verleend, waarbij de Compagnie de rente op vijf procent mag
stellen.
Over het punt van de vergoeding van het onderhoud van de soldaten
gedurende een jaar, ter compensatie van het afstaan van hun
gevangenen,
valt nog geen beslissing. Wel dienen de Bewindhebbers een staat op
te
stellen van het rantsoen dat deze gevangenen mogelijk hebben
opgebracht. Ook zal erop worden toegezien dat het bij eventuele
verdere onderhandelingen met de
Infanta niet
tot
een verdrag komt waarin geen plaats is voor door de
koning
van Spanje gevangengenomen WIC-personeel. Wat het punt
van
de premie op de drie veroverde oorlogsschepen betreft zullen HHM
het
plakkaat van 22 juli 1625 nader bestuderen. De lening van de zes
kanonnen ten behoeve van fort
Guinea wordt
geëxcuseerd aangezien het land een tekort aan kanonnen heeft.
Aangaande de uitspraak over de zoutvaart hebben de heren van
Holland
verklaard dit punt in
behandeling
te
hebben. Hun is verzocht de kwestie in deze dagvaart af te handelen.