101
De
Perzische ambassadeur is voor zijn audiƫntie ter vergadering gehaald. Hij doet
zijn beklag over de Bewindhebbers van de
VOC
.
Zo zou hij op de vrijdag vanuit
Amsterdam naar
Zeeland gaan om daar te embarkeren, maar de
schepen
waren al op de woensdag daaraan voorafgaand vertrokken. Eerst was
hem
toegestaan dertig kisten mee te nemen, nu is dat niet meer dan
twintig.
Bovendien willen zij aan vracht per kist 100 realen van achten
ontvangen, terwijl de
Deense
koning aanbiedt de
kisten voor 100 gld. te laten transporteren. Aangezien hij naar de
Staten-Generaal en niet naar de VOC is gestuurd, verzoekt hij HHM
zijn
terugkeer mogelijk te maken. Hij wil niet via
Batavia
[Jakarta]
reizen want dat duurt te lang.
HHM antwoorden dat zij hem hebben ontvangen als een koninklijk gezant. Het is spijtig dat de Bewindhebbers de ambassadeur niet hebben tevredengesteld. Zij weten echter geen andere mogelijkheid voor terugkeer dan die met schepen van de VOC. Daarop heeft de ambassadeur zijn klachten herhaald, stellend dat de Turken of Spanjaarden hem beter zouden behandelen dan de Bewindhebbers. Uiteindelijk hebben HHM hem meegedeeld de zaak in nader beraad te zullen nemen.
29/12/1626, 10
1
Deze resolutie is gedrukt:
Dunlop, Bronnen Oostindische Compagnie
Perziƫ I, 717-18.