7
Pieter Hoeffijser meldt dat eind februari de termijn komt te
vervallen
van de door hem op last van HHM geleende 248.000 gld. ten behoeve
van
de
keurvorst van Brandenburg.
De rente en de rente op rente belopen met de makelaardijkosten
192.884 gld. 13 st. en vervallen eveneens op die dag. Hoeffijser
verzoekt de aflossing en betaling van hoofdsom en rente te regelen
aangezien de betrokken kooplieden bij hem aandringen op betaling
en
hij
zijn krediet moet zien te handhaven.
De inkomsten uit de contributies en domeinen van het Land van
Gulik
[Jülich],
Berg en
Ravensberg die volgens
het
akkoord met
Schwarzenberg op 23
okt.
1624
gesloten tot aflossing van kapitaal en
rente dienen zijn nog niet ontvangen. HHM besluiten
daarom Hoeffijser te
machtigen tot voorzetting van de lening van het kapitaal met een
jaar en voor de rente per 1 maart gedurende zes maanden een
lening
aan te gaan.