16
HHM hervatten de behandeling van de remonstrantie van de gedeputeerden van
Dordrecht, op 21 jan. door de afgevaardigden van de
Rotterdamse Admiraliteit
overhandigd. Het stuk bevat onder meer plannen voor de
beveiliging
van de
Hollandse rivieren. Een betere
beveiliging van de rivieren tegen vijandelijke aanvallen is
wenselijk,
mede ter voorkoming van de dagelijkse fraude met de licenten die
via
sluiproutes geschiedt. Het schriftelijke advies van de RvS is
gelezen en ook is gerapporteerd dat Z.Exc.
instemt
met het voorstel en het graag ziet uitgevoerd. Het voorstel
1
kan
met nauwelijks meer volk en onkosten onevenredig
groot
voordeel voor het land opleveren.
Het voorstel is door de gedeputeerden van Dordrecht op 11 nov. 1626 aan de
Gecommitteerde Raden van Holland
en daarna ten overstaan van twee van hen aan de Admiraliteit te Rotterdam op 12 nov. uiteengezet en bevat de volgende punten. In de eerste plaats is het nodig de binnenwateren zowel te beveiligen tegen vijandelijke aanvallen als te versterken als uitvalsbases. De belangrijkste wateren zijn de
Merwede, die in boven- en benedenloop toegang geeft tot
alle provincies; de
Dordtse Kil, die als ligplaats
en
doorvaart dienst doet voor alle schepen richting
Zeeland en verder westwaarts en in omgekeerde
richting; het
Hollands Diep, een open waterweg
tussen
Holland, Zeeland en
Brabant, boezem van de verdronken Grote Waard en
verbonden met de
andere rivieren. Door de continue aanwas
en
het
opkomen van waarden ontstaan hier veel sluiproutes en doorgangen
waarvandaan de vijand zijn dagelijkse tochten maakt. Mede hierdoor
zijn lorrendraaierij en
fraude met de
licenten het gevolg.
Ondanks het belang van deze waterwegen zijn zij slechts schamel met oorlogsschepen bezet, waarvan de vijand in toenemende mate profiteert. Dit komt vooral doordat de oorlogsschepen niet geschikt zijn om de vijand te achtervolgen en de sloepen onvoldoende kunnen worden bemand. Daarnaast duurt het een half uur voordat de schepen onder zeil zijn en dan nog drijven zij stuurloos dwars op de stroom. Hierdoor kunnen zij zich slechts ophouden in de kanalen en diepten van de rivieren waar de vijand zich niet laat zien, aangezien die met sloepen vanuit kreken en langs de ondiepten opereert waar de oorlogsschepen niet kunnen komen. Bovendien doet de vijand dit vaak in zodanig weer dat de schepen door stilte geen zeil kunnen voeren. Zelfs in de winter kunnen de schepen niets ondernemen omdat zij in de mondingen van de sluipwegen niet kunnen navigeren.
In deze omstandigheden durft de vijand een nieuwe commissie te geven aan bijvoorbeeld kapitein
Jean Pleuren, oud-drost van Heel. Hij moet alle uiterwaarden en rivieren
onder
contributie brengen en alles buit maken wat hij tegenkomt.
De
stropers die de aanvallen plegen, gebruiken steeds meer geweld
teneinde
met
hun sloepen de vaart tussen Zeeland en de overige provincies en op
de
Merwede te ontregelen.
Pleuren
heeft zelfs speciaal toestemming om uit de nabijgelegen
garnizoenen
zoveel volk te lichten als hem dienstig lijkt. Zijn commissie
betekent
overigens niet dat die van kapitein Dirck de
Leeuw alias
Constapel, een van de
oudste en vermaardste
stropers die
zich
met zijn volk in 's-
Hertogenbosch ophoudt, is
komen te
vervallen. Integendeel, deze is in toenemende mate dagelijks in de
weer
en heeft nu als last òf Pleuren te assisteren
òf voor eigen eer
te
gaan. Nog onlangs is hij in eigen persoon met vijf sloepen in de
Biesbosch verschenen om de uiterwaarden en
visserij
onder contributie te brengen om zo beter de
doorgangen te kunnen bereiken waarvandaan zij hun aanvallen
plegen.
Hierdoor kunnen ze zelfs een bedreiging vormen voor de schepen
die bij de monding en
driesprong
voor Dordrecht het tij afwachten. Dit geldt ook voor de monding van
de Dordtse Kil, waar dagelijks hele vloten voor anker
liggen, die zij buit zouden kunnen maken.
Evenzeer kunnen zij van de gelegenheid gebruikmaken om de
ponten, schipbruggen en equipages buiten Dordrecht - zoals reeds
voor
de huidige oorlog is gebeurd - in brand te steken. Zij zijn hiertoe
nu
des te beter in staat omdat de waarden, sluipwegen en plaatsen die
zij
onder contributie willen stellen niet ver weg liggen. Een andere
wijze van beveiliging kan
dit probleem oplossen en tegelijkertijd het
frauderen
met de licenten bestrijden.
Het nieuwe voorstel maakt een betere beveiliging van de rivieren mogelijk tegen weinig tot geen extra kosten. Daartoe moet het volgende te gebeuren: de redoutes op de
Kloppenwaard,
Werkendam,
Oude Wiel,
Hardinxveld en de
Hooge Kil moeten
elk met 25 man worden bezet, in totaal 125 man. Zij moeten
gezamenlijk onder één kapitein dienen en bij elke redoute behoort een
sloep te liggen. Van deze soldaten moeten er constant zes à zeven
zich in een schuit in het midden van de monding van de
Oude
Wiel ophouden. Het oorlogsschip en de twee sloepen die tot nu
toe voor de beveiliging in gebruik zijn, worden daarmee overbodig. De
redoute van
Bassekil dient te worden vergroot, met
veertig man te worden bezet en te worden voorzien van twee sloepen die
onder het bevel staan van een scheepskapitein aldaar. Hij zorgt voor
het onderhoud aan boord. Het oorlogsschip en de sloep aldaar komen
hiermee te vervallen. Hetzelfde geldt voor de kop van de Biesbosch.
Daar dient een stenen redoute te worden gemaakt, geschikt voor
vijftig man die worden voorzien van drie sloepen en onder bevel
staan van een scheepskapitein. Op de Dordtse Kil dient een stenen
redoute voor zeventien man te worden gemaakt, voorzien van een sloep.
Deze redoute en die op kop van de Biesbosch dienen tevens over een
lichte sloep te beschikken om schepen mee te inspecteren, ter
voorkoming van fraude met de licenten. De manschappen dienen onder
een kapitein die hen onderhoudt en zij mogen assistentie verlenen.
Hiermee komen het oorlogsschip en de sloep aldaar te vervallen. Op het
Wildeland moet een stenen redoute voor vijftig man
komen, voorzien van drie sloepen onder bevel van een scheepskapitein
die de manschappen onderhoudt. Zij mogen assistentie verlenen. Hiermee
komen het oorlogsschip en de sloep aldaar te vervallen. Deze plek is
het geschiktst als ligplaats voor de fregatten die tot konvooi dienen
voor de schepen tussen
Holland en
Zeeland. Eveneens zou moeten worden overwogen de kop
van de Biesbosch, die het centrum vormt van alle van wacht- en
oorlogsschepen voor de
Lage Zwaluwe, het
Lorregat en
Drimmelen, met
zestig in
plaats van vijftig man te bezetten. In geval
van
nood
kunnen die met drie goed bemande sloepen bijstand verlenen.
De vier redoutes staan overdag met elkaar in oogcontact en bij donker door vuurbakens. Door de onderlinge nabijheid kan men, wanneer de vijand vanuit
Breda of 's-Hertogenbosch de rivieren opvaart, hem
met negen
sloepen
aanvallen. Als de vijand over de
Oude Maas komt,
tussen de
Langstraat en het Land van
Altena, of over andere
sluipwegen,
dan heeft men als rugdekking vijf sloepen
tot
zijn
beschikking. In totaal zullen er dus veertien sloepen beschikbaar
zijn. De kapitein heeft er nu slechts twee en durft daarom niet naar
de vijand te roeien, wat hij met veertien sloepen onverschrokken zou
doen. Met de vijf sloepen en de rugdekking zouden zelfs de voor de
Zwaluwe, Lorregat en Drimmelen gelegen oorlogsschepen hulp kunnen
geven. Het nieuwe plan voor de bezetting komt uit op 282 manschappen,
daar waar het oude uitgaat van 268. Dit verschil van veertien man moet
worden afgezet tegen het kapitaal dat de oorlogsschepen
vertegenwoordigen en hun jaarlijks onderhoud, dat meer kost dan de
aanleg van de nieuwe redoutes. Op elke sloep zouden echter wel twee
stukken geschut en op een of twee van de redoutes één stuk geschut
geplaatst moeten worden. De gedeputeerden van Dordrecht concluderen dat
het ten zeerste nodig is de oude opzet van de beveiliging te
vervangen door dit nieuwe plan. Ter aanmoediging zou het bootsvolk
moeten worden toegestaan op de vijand veroverde buit zelf te houden.
HHM en Z.Exc. zouden moeten vaststellen welk aandeel de manschappen
toekomt uit achterhaalde smokkel en bedrog. Bij goed weer zou het
bootsvolk verplicht moeten worden op de rivieren te kruisen en de
sluipwegen te inspecteren.
HHM besluiten de Rotterdamse Admiraliteit en de stad Dordrecht op te dragen de punten uit het voorstel te implementeren. Zij krijgen gezamenlijk en ieder apart volmacht en speciaal bevel de bezetting goed te onderhouden, de soldaten precies op wacht te houden, deze te monsteren en verder alles in het werk te stellen dat nodig is voor de uitvoering van het voorstel.
27/02/1627, 16
1
Geïnsereerd in S.G. 3186.