16
De
Directie van de Levantse handel
schrijft d.d. 27 feb. dat
Jeronimus van Uffelen het geschiktst is voor de reis naar
Algiers.
In reactie op de brief van
David de
Willem meent de Directie dat over alle goederen en contanten in
Nederlandse, door Nederlanders bevrachte en naar de Republiek
gaande
schepen volgens de regels het volle ambassade- en
consulaatsrecht
en de
tanza moet worden betaald. Het doet er niet toe of de eigenaar van
een andere natie is. De
schepen die in
Italië en
Frankrijk
door Italianen en Fransen worden bevracht en weer naar Italië of
Frankrijk terugkeren om daar gelost te worden hoeven deze rechten
echter niet te betalen, omdat zij die al aan hun consuls geven.
In het geval deze schepen bescherming van de
vertegenwoordigers van HHM willen genieten, zouden alleen de
schippers (en niet de
bevrachters)
ieder één zilveren reaal van achten per last moeten betalen,
al naar
gelang de
grootte van het schip. De schippers zouden dit bij het accepteren
van
vrachten kunnen toepassen.
In een namens hoofdconsul
Witsen ingediende remonstrantie van de Amsterdamse koopman
Gerrit Hudde wordt het
bovenstaande
genoegzaam onderschreven. Tevens verzoekt hij de
in deze kwestie te
Aleppo
gemaakte kosten ten bedrage van 2.800 realen van achten en
1.500 realen voor de aankoop van een huis
uit de tanza te mogen betalen.
Ook lezen HHM nog het advies van de Directie inzake de declaratie van dr.
Pynacker.
Alle punten met bijbehorende stukken zullen door
Nobel,
Schagen en
Beaumont nader
worden onderzocht.