09/03/1627, 16

 
English | Nederlands

09/03/1627, 16

16 De Directie van de Levantse handel schrijft d.d. 27 feb. dat Jeronimus van Uffelen het geschiktst is voor de reis naar Algiers.
In reactie op de brief van David de Willem meent de Directie dat over alle goederen en contanten in Nederlandse, door Nederlanders bevrachte en naar de Republiek gaande schepen volgens de regels het volle ambassade- en consulaatsrecht en de tanza moet worden betaald. Het doet er niet toe of de eigenaar van een andere natie is. De schepen die in Italië en Frankrijk door Italianen en Fransen worden bevracht en weer naar Italië of Frankrijk terugkeren om daar gelost te worden hoeven deze rechten echter niet te betalen, omdat zij die al aan hun consuls geven. In het geval deze schepen bescherming van de vertegenwoordigers van HHM willen genieten, zouden alleen de schippers (en niet de bevrachters) ieder één zilveren reaal van achten per last moeten betalen, al naar gelang de grootte van het schip. De schippers zouden dit bij het accepteren van vrachten kunnen toepassen.
In een namens hoofdconsul Witsen ingediende remonstrantie van de Amsterdamse koopman Gerrit Hudde wordt het bovenstaande genoegzaam onderschreven. Tevens verzoekt hij de in deze kwestie te Aleppo gemaakte kosten ten bedrage van 2.800 realen van achten en 1.500 realen voor de aankoop van een huis uit de tanza te mogen betalen.
Ook lezen HHM nog het advies van de Directie inzake de declaratie van dr. Pynacker.
Alle punten met bijbehorende stukken zullen door Nobel, Schagen en Beaumont nader worden onderzocht.