8
Op verzoek van
Meus Maertenssen de Haes, borg en reder van
Jacob
Gerritsen
Koter, zal aan
Joachimi
worden geschreven. Hij moet
bewerken dat het door Gerritsen in
Engeland te ontvangen geld wegens geleden schade,
wordt overgemaakt naar de
Admiraliteit in
Rotterdam
om daar te blijven
totdat De Haes van zijn borgtocht is
ontslagen.