8
De
Venetiaanse ambassadeur verzoekt een besluit te nemen in de kwestie van de schepen
die door kapitein
Moins zijn
opgebracht. Hij wil
geen tussenkomst van de
Admiraliteit
omdat het hier een zaak tussen
twee republieken betreft en ook op dat niveau zou moeten worden
afgedaan.
Noortwyck en
Beaumont zullen hem de
volgende akte overhandigen:
Ten aanzien van de door Moins opgebrachte goederen is besloten de Admiraliteit te Amsterdam te schrijven de kwestie conform de volgende richtlijnen af te doen: De goederen die in
Lissabon zijn ingeladen voor
Venetië door Portugezen
of Nederlanders, die daar of elders onder heerschappij van de
Spaanse koning wonen, zijn
confiscabel omdat
het
hier een directe vijand van de Republiek betreft. Bij goederen die
ten behoeve van Venetië
door Fransen, Venetianen, Oosterlingen, Duitsers of
andere
neutralen
voor eigen rekening zijn ingeladen, wordt een
onderscheid gemaakt: zij worden verbeurdverklaard als de eigenaars
in Lissabon of
elders onder Spaanse heerschappij als onderdaan wonen, maar zijn
niet confiscabel als hun verblijf aldaar tijdelijk is. Personen
die
één jaar in
Spanje gewoond hebben, of binnen
die tijd handelingen hebben verricht waardoor zij voor een onderdaan
van de Spaanse koning kunnen worden gehouden, worden beschouwd als
inwoners van dat land. De goederen die in Lissabon door Portugezen voor
de helft voor eigen rekening en voor de andere helft op naam van
neutrale of vrije gebieden worden ingeladen, zijn slechts voor het
onvrije deel confiscabel. De goederen die zijn ingeladen door Fransen,
Venetianen et cetera voor rekening van Portugezen die in Venetië
wonen, dienen volgens het bovenstaande onderscheiden te worden: zij
zijn vrij als ze toebehoren aan Portugezen die Venetiaans onderdaan
zijn en confiscabel wanneer dat niet het geval is. Goederen die zijn
ingeladen door neutrale personen voor rekening van Italianen wonend
onder de heerschappij van de
hertog van
Toscane of de
paus, mogen ook
niet verbeurdverklaard worden. De goederen zullen volgens het
weergegeven onderscheid worden toegekend aan de Venetianen bij wijze
van eenmalige gunst, zonder vonnis [van de Admiraliteit].
Rode verklaart dat de instructie die de
provincies aan de
Admiraliteiten hebben gegeven en waarin hun de
rechtspleging
inzake buitgemaakte goederen is opgedragen, door deze resolutie,
buiten medeweten van de
provincies, buiten werking wordt gesteld.
Hij kan zich hierin dan ook niet vinden, te meer daar de
Admiraliteit te
Amsterdam in haar brief gevraagd heeft de uitvoering van een in
haar ogen gefundeerd vonnis niet te beletten.
Hij
verzoekt dit in het register aan te tekenen.