23/04/1627, 7

 
English | Nederlands

23/04/1627, 7

7 De generaalmeesters van de konvooien en licenten compareren en berichten dat de plakkaten in hun kwartieren worden nagekomen, behalve het plakkaat aangaande de zuivering van de binnenlandse paspoorten. Dat zou beter moeten worden nageleefd, waartoe zij een memorie hebben opgesteld met enkele punten ter overweging.
De heren van Holland en Zeeland hebben voor onderzoek kopie van de memorie gevraagd.
1 De commiezen-generaal van de konvooien en licenten doen rapport naar aanleiding van de brief van HHM d.d. 7 april. Zij verklaren ten eerste dat de plakkaten en ordonnanties van HHM door de officieren van de konvooien en licenten goed worden nageleefd, behalve het plakkaat op het zuiveren van de binnenlandse paspoorten. Dit plakkaat vertoont veel gebreken. Om het te verbeteren achten de generaals het wenselijk dat de Admiraliteiten een authentiek extract uit hun registers opsturen. Ook moeten zij de konvooimeesters met de ongezuiverde paspoorten in hun rekeningen belasten. Volgens het plakkaat worden degenen die hun paspoorten niet behoorlijk zuiveren slechts gestraft met betaling van het volle in- of uitgaande licent. Evenals in hun remonstrantie van vorig jaar verzoeken de generaals HHM deze straf te verhogen. Degenen die goederen op de verboden plaatsen brengen betalen immers graag het licent, omdat zij hiermee goedkoper uit zijn dan wanneer zij de paspoorten zuiveren. Inzake het grote bedrog met de paarden verwijzen de commiezen-generaal naar hun op 5 april aan HHM geschreven brief.
Door sommige Admiraliteiten worden dagelijks lichte straffen uitgesproken tegen de fraudeurs. Zo worden geconfisqueerde goederen worden tegen een kleine boete vrijgegeven of tegen borgstelling voordat de procedure is afgerond. Vaak krijgt de veroordeelde de goederen terug voordat de boete is betaald. Dit alles werkt fraude in de hand en zorgt voor laksheid bij de officieren. De generaals verzoeken HHM dit te verhelpen, zodat bij gebleken fraude strikt volgens de inhoud van het plakkaat van 1598 recht wordt gedaan.
De inwoners van Salland zijn vrijgesteld van licenten. Daardoor benutten zij de gelegenheid kleine hoeveelheden proviand en anderszins te halen en naar verboden of andere plaatsen te vervoeren. Dit geldt evenzeer voor die van het bisdom Münster en het graafschap Bentheim. Door de waren in Twente in te voeren en enige tijd later naar omringende steden te brengen met attestatie dat ze in Twente zijn gemaakt, wordt het land benadeeld. De commiezen-generaal willen vernemen of HHM het nodig achten dat de ingezetenen van Salland en anderen die onder contributie van de vijand staan, licent betalen voor datgene wat hun bij lijst is toegestaan. Eveneens zou men moeten overwegen Münster en Bentheim licent te laten betalen voor goederen die in onze steden komen. Dit dient ook te worden overwogen voor de plaatsen die aan de overzijde van de IJssel liggen maar nog geen lijst hebben. Tot slot tonen de commiezen-generaal kopie van hun op 3 feb. 1626 ingediende remonstrantie. Zij verzoeken een resolutie op de punten waarover nog niet is besloten, zodat zij de officieren van de konvooien die kunnen laten nakomen.
De commiezen-generaal melden in een rekest dat enkele Admiraliteiten aan de pachters van de konvooien en licenten een kwart van de boetes geven. Dit is in strijd met de oude verdeling in het plakkaat van 1598. Hierin staat immers dat, nadat de onkosten van de verkopen zijn afgetrokken, een derde deel zuiver voor het land is bestemd. Van het resterende twee derde deel worden de verdere onkosten van de verkopen afgetrokken, waarna de fiscaal een twaalfde deel krijgt en de rest gelijkelijk wordt verdeeld over de generaalmeesters en de aanbrenger. De generaalmeesters verzoeken het bij deze verdeelsleutel te laten.
HHM vragen hierover advies aan de Admiraliteiten te Rotterdam en in Zeeland . De commiezen-generaal mogen vertrekken zonder dat er deze keer verandering van hun kwartieren zal plaatsvinden. De licenten blijven immers nog gesloten.

1 De memorie is geïnsereerd in S.G. 3186.