19/05/1627, 5

 
English | Nederlands

19/05/1627, 5

5 De heren van Zeeland hebben vermindering van hun quote gevraagd wegens onder meer hun afnemende handel.
Op verzoek van HHM hebben zij deze propositie op schrift gezet. 1
Het staatkundig verband van een republiek vereist een eendrachtig financieel beleid. Dit kan het beste worden bereikt door vast te houden aan de grondregels van de Unie. Bij een verschil van mening dient men niet het gemeenschappelijk beleid af te vallen en de contributies achterwege te laten, maar billijk naar elkaars redenen te luisteren.
Onder dit voorbehoud hebben de Staten van Zeeland sinds vele jaren ingestemd met het heffen van de gemene en andere middelen ten gunste van de Unie, waartegen zij de lasten van de Generaliteit hebben aangenomen. Onlangs nog hebben zij voor vijf maanden de betaling van zes en een halve compagnie op zich genomen. Ondanks al hun inspanningen kunnen de Staten echter de nood van het land niet lenigen. Daarom verzoeken zij reeds sinds enkele jaren verlaging van hun quote. De toename van de lasten heeft hun hoe langer hoe meer doen beseffen dat de Zeeuwse handel afneemt. Door herziening van de quote zou men daarentegen de Unie kunnen behouden. Zeeland heft alle middelen die in de Unie bekend zijn en al deze middelen zijn nu verpacht. Daarnaast wordt nog de dertigste penning van de collaterale successie geheven.
Ondanks deze en andere heffingen komt de provincie op de jaarlijkse petities tussen de 3 à 500.000 gld. tekort. Men heeft zich daarom tot doel gesteld dit tekort aan te vullen en ondertussen, indien noodzakelijk, geld te lenen. Inmiddels bedraagt de schuld van Zeeland 1.300.000 gld., boven de 600.000 gld. aan rente ten behoeve van de Unie. Om meer geld te innen is geprobeerd enkele belangrijke imposten te verhogen, zoals die op wijn en bier. Dit is echter gestuit op verzet van de pachters die de lagere belasting van de vorige ordonnantie prefereren vanwege een beter resultaat. Dit is tevens de algemene opinie.
De onroerende goederen kunnen vanwege veelvuldige overstromingen en grondverzakkingen geen lastenverhoging meer verdragen. Voor de inning van de extraordinaris middelen - het haardstedengeld en de duizendste penning - heeft men, ondanks een hoog salaris, in drie steden geen ontvangers kunnen vinden. Zodoende heeft men de ontvangers van andere middelen hiertoe moeten dwingen, onder het dreigement dat zij anders de voordelen die zij van het land genieten zullen verliezen. Geldleningen, geprobeerd door de ontvanger-generaal, hebben geen succes. Hoe meer moeite men voor de lening doet, des de terughoudender stellen de mensen zich op - zelfs in die gevallen waarin aanzienlijke functionarissen bereid waren hun krediet te stellen. Enig zicht op verbetering is al met al niet voorhanden.
In vier steden zijn de lieden verarmd door de grote kredieten die zij bij de Admiraliteit hebben uitstaan, maar onbetaald blijven. Zeeland is een kleine gemeenschap en de schuld van ruim 1.300.000 gld. drukt zwaar. Het is riskant van deze lieden, onder wie veel zeelui, ondertussen de ordinaris en extraordinaris belasting te eisen. Door tegenslag en slechte jaren in de landbouw zijn veel stedelingen verarmd en de boeren door de hoge belastingen nog meer. Koopvaardij en visserij ondervinden voortdurend tegenspoed. Het opheffen van de blokkade van de havens van Vlaanderen betekent de ruïnering van Zeeland en het blijkt dat deze blokkade niet waterdicht is. Van de visserij - ooit de hoofdnering van Zeeland - is weinig meer over. Van de vierhonderdvijftig zoutpannen zijn er nog minder dan vijftig over en ook deze liggen stil. De wijnhandel, met Middelburg als stapelmarkt, is tot een derde van zijn oorspronkelijke omvang gekrompen. Dit geldt tevens voor de tollen. Het op peil houden van de Zeeuwse binnenwateren levert excessieve kosten op.
De Staten willen bijstelling van de quote om naar vermogen aan de Unie te kunnen blijven bijdragen. Aangezien de provincies allemaal met de Unie verbonden zijn en deze ter handhaving van het algemeen belang dient, acht men dit een gegrond verzoek. Sinds 1579, zelfs na 1621, zijn de quoten van andere provincies meer dan eens aangepast. Bovendien is Zeeland in vroeger tijden nooit aan een quote gebonden geweest vanwege de onzekerheid met betrekking tot de bedijkingen en de handel. De Staten van Zeeland vertrouwen erop dat HHM een weloverwogen besluit zullen nemen tot behoud van de provincie.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3186.