3
De
Heren Negentien
schrijven d.d. Amsterdam 12 juni. Zij verklaren uitvoerig hun gevangenen niet te kunnen vrijlaten, tenzij het zeker is dat hun gevangengenomen personeel tevens onder de wisseling zal vallen.
HHM antwoorden dat dit bij de huidige regeling niet kan omdat deze volgens het traktaat van 10 okt. 1626 geschied, waar zij buiten vallen. De commissarissen te
Roosendaal zijn echter gelast geen Spaanse gevangenen tot de nieuwe
regeling toe te laten, tenzij iedereen daaronder valt die in
dienst
van de compagnie is uitgevaren en in
West-Indië,
Brazilië of elders gevangenzit. Burgemeesters
Berckel en
De
Hoge melden in
hun
zojuist ontvangen brieven van 12 juni dat de
commissaris van de vijand ertoe
neigt
de gevangenen die zich aan
weerskanten
op het land bevinden (maar niet degenen die nog niet aan land zijn
gebracht) tot de nieuwe regeling toe te laten, inclusief de
gevangenen in Brazilië en West-Indië. Hij heeft in die zin aan
de
Infanta geschreven. Zij
geven in
overweging
of niet volgens deze bepalingen een akkoord kan worden
gesloten, ook als de Infanta de Westindische gevangenen wil
uitsluiten.
HHM sturen een kopie hiervan aan de Heren Negentien om te zien of zij dit dienstig achten.
In hun brieven verzoeken Berckel en De Hoge tevens paspoort voor
Pieter Sanches, koopman uit Duinkerke, om uit Roosendaal hier te komen
voor een afrekening.
HHM weigeren dit, evenals de aparte aanbeveling van Berckel en De Hoge voor de vrije uitvoer van een rijpaard voor de
predikant te Roosendaal.