01/07/1627, 12

 
English | Nederlands

01/07/1627, 12

12 Het advies van de RvS inzake het reglement van de wagens komt ter sprake.
HHM besluiten de in 1599 vastgestelde bepaling voor de wagenmeester en voerlieden strikt aan te houden en de sindsdien daartegen ontstane misbruiken te beƫindigen. Zo komen de twee dagen die de wagenmeester van iedere voerman sinds enige tijd krijgt te vervallen, evenals het gebruik dat de opzichters zelf wagens onder het gevolg mogen hebben. Zij zullen hiervoor vooralsnog niet worden vergoed met een verhoging van daggelden of traktementen. Tevens dient scherp te worden gelet op het brandmerken van de paarden: slechts gebrandmerkte paarden mogen in de monstering worden gebracht en deze dieren mogen ook niet door de zoetelaars of andere ongeautoriseerde personen worden gebruikt. De gedeputeerden te velde mogen de uitbetaling van de soldij aan de voerlieden en de trekpaarden door een vertrouwd persoon laten doen en moeten dit niet overlaten aan de wagenmeester en kapiteins van de trekpaarden. Hierdoor zullen te allen tijde het aantal en de staat van de wagen- en trekpaarden beter bekend zijn. De gedeputeerden dienen tevens de uitdeling van de haver te regelen zodat de voerlieden of anderen daarover niet kunnen klagen. De monstering van wagens en trekpaarden moet gebeuren zodra zij bij het leger aankomen. Tijdens de trektocht door de provincies moet beter orde worden gehouden, opdat de inwoners zo weinig mogelijk schade wordt berokkend. Hiertoe moeten de kapiteins en luitenants van de wagens- en trekpaarden die door het land reizen1 de namen van de opzichters geven aan de gedeputeerden van de provincies of leden daarvan, de officieren van de ambten en magistraten van de steden. Dit op hun verzoek of dat van hun gecommitteerden. Deze opgave geldt tevens voor de namen van de voerlieden of eigenaars en de aantallen wagens en paarden die zij onder zich hebben. Deze kunnen dan tegen behoorlijke betaling en met toestemming 's nachts in de wei op het platteland worden gezet of in of bij de steden op een aangewezen locatie. De kapiteins, luitenants of opzichters dienen hun doortocht bijtijds aan de gedeputeerden, ambtlieden of magistraten op te geven.
De conducteurs dienen bij hun wagens of paarden te blijven en moeten van de stalling en het voer (indien geen directe betaling plaatsvindt) behoorlijke akte afgeven. Bij weigering zullen de akten door notabele en betrouwbare personen mogen worden gegeven: het weidegeld of het geleverde voer zal hun later worden vergoed. De voerlieden en drijvers mogen niet zonder toestemming in iemands wei verblijven, op straffe van het verlies van hun verdiensten. De kapiteins, luitenants en conducteurs van de trekpaarden dienen tevens - ongeacht de wind - met hun trekpaarden bij het gevolg en de schepen te blijven. Bij windstilte en tegenwind dienen zij meteen de paarden aan te spannen en vanaf zonsopgang hun werk te doen. Als er paarden weg zijn, dan kan van andere paarden uit de ambten of steden worden gebruikgemaakt. Die zullen door het land worden betaald, maar de absente niet. Indien wegens gebrek aan paarden in vaste dienst andere ter aanvulling worden gebruikt van het platteland of uit de steden om het gevolg of de schepen geladen met krijgsvolk voort te trekken, is dit geen vrijbrief voor de kapitein, luitenant of conducteurs - laat staan de drijvers - om met hun paarden te vertrekken, zoals vaak gebeurt. Dit op straffe van verlies van hun verdiensten. De drijvers die niet ordinaris het gevolg van de artillerie volgen maar tussentijds vanuit de steden en het platteland komen, zullen zich altijd volgens deze of een nog nader vast te stellen verordening moeten gedragen. De kapiteins, luitenants, conducteurs, voerlieden of drijvers mogen zich niet laten ophouden in de dorpen noch met geweld bij iemand invallen. Zij dienen hun eten en drinken in de herberg, net als andere passagiers, te betalen. Tevens dienen de kapiteins, luitenants, conducteurs en drijvers de gedeputeerden, ambtlieden, ambtsdragers of magistraten van de steden die komen helpen of iemand sturen om de schepen zo snel mogelijk ten behoeve van het land en volgens de bedoelingen van Z.Exc. te doen optrekken, te gehoorzamen.

1 Vanaf hier is de resolutie door een klerk ingeschreven in S.G. 52.