1
Burgemeester
Berckel levert ter vergadering het op 3 juli in
Roosendaal opnieuw gesloten contract1 in over de
uitwisseling
van sinds 10 okt. 1626 gemaakte gevangenen. Het bevat de volgende
punten:
Beide partijen hebben opnieuw ingestemd met een uitwisseling van gevangenen te water en te land. Namens de
Infanta is
Johan Kesseler
gecommitteerd en
vanwege HHM Geerardt van Berckel en
Joos
van der Hooge. Na diverse conferenties is op de volgende
voorwaarden besloten tot een algemene uitwisseling van gevangenen
binnen elkaars grondgebied.
De vrijlating geldt voor alle personen die tot op de dag van vandaag te water of te land zijn gevangengenomen, publiek of particulier binnen en buiten hun steden zijn opgepakt en voor wie geen andere afspraken zijn gemaakt. Dit ongeacht of zij nu onder de wapenen staan of in publieke of particuliere dienst zijn en ongeacht hun aantal, zolang zij maar inwoners of onderdanen van beide mogendheden zijn. Er hoeft geen rantsoen te worden betaald, mits zij in redelijkheid hun mondkost vergoeden. Een uitzondering geldt voor diegenen die aan weerskanten op het platteland wonen en zijn gevangengenomen wegens verhoging of uitbreiding van de contributie.
Met naam en toenaam geldt de vrijlating voor
Anthonie de Chambres, kornetspeler van de Infanta, die onlangs bij
Bergen
op Zoom is gevangengenomen en onder cautie van de heer
van
Marquette is losgelaten. Insgelijks voor drie Engelse kapiteins in
staatse
dienst en hun officieren, die onlangs in
Vlaanderen
zijn gestrand en in
Brugge gevangenzitten.
Eveneens
voor vaandrig
Phitton en
Actur
Eldrith, een in Oostende gevangenzittende korporaal.
Verder geldt het voor alle gevangenen die door de Vlaamse
oorlogsschepen met bestemming
Golf van Biskaje op de heen- of terugreis zijn
veroverd en
alsnog worden gevangen gehouden. De in dit
artikel
begrepen gevangenen zullen geenszins de positie van de algemene
gevangenen benadelen.
De beloofde rantsoenen van alle gevangenen, hetzij nog vastzittend of reeds onder cautie vrijgelaten, zullen door beide partijen worden opgeheven. Dit geldt zowel voor henzelf als voor anderen beloofde rantsoenen of voor schepen en goederen. Niets of niemand zal gerechtelijk mogen worden vervolgd, zelfs indien iemand borg heeft gesteld. De borgen worden hiermee aan beide zijden opgeheven.
Onder het traktaat zullen mede begrepen worden alle onderdanen van de
Spaanse koning die buiten diens rechtsgebied zijn gevangengenomen en op
grondgebied
van HHM gevangenzitten. Dit ongeacht hun persoon of
aantal of waar of door wie zij zijn gevangengenomen.
Dit geldt evenredig voor alle onderdanen van HHM die in
Spanje en het Spaanse rijk
te water of te land, op de galeien of elders gevangen worden
gehouden voor zover zij feitelijk te land of op de galeien
zijn. Degenen die nog op schepen in zee verblijven en niet aan land
zijn
gebracht, vallen niet onder deze regeling: dit geldt voor beide
partijen.
Met goedkeuring van de koning zullen tevens alle onderdanen van HHM onder dit traktaat worden begrepen, waar zij zich ook bevinden in de buiten Spanje gelegen rijksdelen. Dit geldt ook voor hen die publiek of particulier of in dienst van handelsompagnieën onder de vlag van de Republiek zijn uitgevaren en in
Oost-Indië,
Brazilië en elders in
Amerika te water of te land zijn gevangengenomen
tot
op de dag van het traktaat. Dit punt is door de Infanta
geaccordeerd en
zij heeft beloofd dit per brief bij de koning aan te bevelen,
opdat
het effect krijgt. Diens antwoord zal zij binnen drie maanden
doorsturen zonder dat ondertussen de voortgang van de
uitwisseling in die gebieden of het Spaanse Rijk wordt
opgehouden.
Alle gevangenen zullen na voldoening van hun mondkost volgens de
regeling van het traktaat terstond dienen te worden
vrijgelaten.
Om zoveel mogelijk de vrijlating van de arme gevangenen aan weerskanten te bespoedigen, zijn de gecommitteerden overeengekomen eenieder meteen vrij te laten zodra zijn mondkost is voldaan zonder dat degenen die betaald hebben hoeven te wachten op de anderen. De hier verblijvende gevangenen zullen behoorlijk paspoort en vrijgeleide voor tien dagen krijgen nadat zij hun mondkost hebben betaald, om ieder op eigen gelegenheid terug te keren. De wederzijds Spaanse gevangenen krijgen paspoort en vrijgeleide voor zes maanden en dit alleen voor hun reis van terugkeer.
Ter voorkoming van afpersing en onrechtmatigheden door cipiers of anderen inzake de mondkost hebben de gecommitteerden afgesproken dat deze voor gevangenen op ordinaris traktement niet hoger zal zijn dan 6 st. per dag, zonder dat onder enig voorwendsel meer mag worden gevraagd. Van gevangenen die meer dan ordinaris hebben willen verteren, zal een redelijke vergoeding worden gevraagd. Indien tussen de gevangenen en de cipiers een meningsverschil ontstaat, zal dit door tussenkomst van twee door de magistraten aan weerskanten aan te wijzen eerlijke mensen worden opgelost. Indien nodig gebeurt deze bemiddeling onder leiding van de gecommitteerden.
Ter naleving van de bepalingen mogen geen gijzelaars worden achtergehouden, noch mag er cautie worden gesteld. De gecommitteerden hebben elkaar beloofd ieder voor zich te goeder trouw op uitvoering van het traktaat toe te zien. Indien onder dit traktaat vallende gevangenen door onachtzaamheid blijven gevangenzitten en een van de gecommitteerden hiervan op de hoogte is gebracht, dan zullen deze - zodra hun mondkost is betaald - meteen in vrijheid worden gesteld.
Van het traktaat zijn twee identieke kopieën gemaakt, die op 3 juli 1627 door alle betrokkenen zijn ondertekend op het gerecht van Roosendaal.
HHM keuren het contract goed en sturen kopie naar de provincies en Admiraliteiten die het aangaat. Deze moeten het publiceren zodat eenieder zich eraan zal houden. Daarbij dienen zij iedereen te waarschuwen dat dit de laatste uitwisseling is, zodat niemand er voortaan op moet rekenen.
07/07/1627, 1
1
Geïnsereerd in S.G. 3186.