27/08/1627, 1

 
English | Nederlands

27/08/1627, 1

1 De koning van Frankrijk schrijft d.d. Villeroy 4 aug. de tussenkomst van HHM tot een vergelijk tussen Frankrijk en Engeland aangenaam te vinden, op voorwaarde dat de Engelse schepen zich terugtrekken. Hij verzekert echter de Republiek te blijven begunstigen en twijfelt dan ook niet dat zij hem de door Despesses verzochte schepen zullen geven.
1 De koning heeft de brief van 1 juli ontvangen, waarin HHM met grote genegenheid ten aanzien van de Franse kroon en het algemeen belang berichten over de conflicten tussen de Fransen en de Engelsen. De Engelsen hebben willens en wetens openlijk de oorlog verklaard aan de Fransen, waardoor zij alle met hen gemaakte verdragen hebben geschonden. Zij beroven Franse onderdanen, zodat de gewoonlijke handel tussen beide kronen is onderbroken. Niettemin staat de koning positief tegenover een verzoening door staatse bemiddeling. De reputatie van koningen gaat boven hun eigen bezit, daarom laat de huidige situatie geen onderhandelingen toe. Het gaat immers niet alleen om de schending van verdragen en de verovering van schepen en goederen, maar om een aanval op zijn staat, zonder enige grond. De Engelse vloot zal zich goedschiks of kwaadschiks moeten terugtrekken, wat met Gods hulp spoedig zal gebeuren. Frankrijk kan zich zeer goed kan verdedigen tegen kwaadwillenden.
HHM kunnen overigens verzekerd zijn van Frankrijks blijvende steun. Door deze en andere onrechtvaardige aanvallen zullen geen besluiten worden genomen die Frankrijk van de Republiek zullen vervreemden. De koning is ervan overtuigd dat de Staten-Generaal de verdragen zullen nakomen. Die bepalen dat bij een aanval op zijn land schepen moeten worden geleverd. Deze zullen door de Franse ambassadeur namens de koning worden opgeëist.
Languerack schrijft d.d. Parijs 15 augustus.
HHM besluiten beide brieven aan de gedeputeerden te velde te sturen om te bespreken met Z.Exc. Diens advies dienen zij met de brieven terug te sturen.

1 De in het Frans gestelde en door Lodewijk XIII en Phelijpeaux ondertekende brief is door een klerk ingeschreven in S.G. 3906. In het Frans en in vertaling is deze te vinden in: Aitzema, S. & O. , kwarto II, 546-547/folio I, 741-742.