4
Na onderzoek van een staat van het opgebrachte geld ter subsidie van de
Deense koning wordt de
ontvanger-generaal
gelast met de
ministers van de koning te verrekenen wat hem krachtens de
alliantie vanaf 20 maart 1626
nog
toekomt. Per maand van 32 dagen krijgt
hij
50.000 gld., waarvan gedane betalingen dienen te worden
afgetrokken. De ontvanger-generaal moet een afrekening maken van
het restbedrag.