12
1
Aangaande de grieven à minima concludeert
Verburch voor
niet-ontvankelijk. Dientengevolge wil hij goedkeuring van het
gestelde
vonnis. Inzake het appèl houdt hij vast aan repliek, uit
hoofde dat er voor de gedaagde geen provisie mogelijk is.
De gedaagden volharden in repliek en dupliek, de impetrant [
Herry Meolis] voor dupliek.
Door tussenspraak van een van de heren, die zijn bij de RvS voorgestelde exceptie van litispendentie met betrekking tot de Hollandse lenen opheft, verklaart de impetrant tevreden te zijn dat jonkheer
Maximiliaen Sutton de Hollandse lenen krijgt die zijn moeder heeft nagelaten.
Dit heeft Sutton aanvaard, waarna HHM hem de lenen hebben
toegewezen.
Inzake de door de gedaagden verzochte provisie zijn de partijen overeengekomen dat het huis te
Crayesteyn met de omliggende boomgaarden en landen, dat Sutton door het
vonnis in kwestie is toegewezen door de beheerder, verhuurd zal
worden
ten behoeve van degene die daartoe gerechtigd is. Deze notulen
dienen
als akte en de zaken van de partijen zullen uit de RvS worden
overgebracht, om eens en voor al te worden afgesloten.
15/10/1627, 12
1
De resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.