2
In aanwezigheid van
Z.Exc.,
Ernst Casimir en de
RvS
zijn luitenant-admiraal
Dorp,
teruggekeerd
van de kust van
Vlaanderen, en
Gans
gehoord. Dorp
rapporteert dat langs de kust niet meer dan zestien schepen en drie
jachten liggen, en dat te
Duinkerke 26 en
te
Oostende acht schepen klaarliggen om met de eerste
springvloed uit te lopen. Gans verklaart samen met de
Admiraliteit te Zeeland
alle
schepen die
te
Vlissingen lagen tot krijgsdient te hebben
gedwongen.
HHM gelasten Dorp terstond terug te keren naar de kust. Verder zullen enkele afgevaardigden samen met de Admiraliteiten zorgen dat alle voor de kust bestemde schepen van het land, zelfs de konvooischepen indien de Admiraliteiten dit raadzaam achten en de beschikbare commissievaarders en koopvaardijschepen, onmiddellijk naar de kust worden gestuurd zodat zij er zijn met de aanstaande springvloed. De commissievaarders en koopvaardijschepen zullen voor korte tijd in dienst treden. Tegelijkertijd met de schepen zullen proviand en andere benodigdheden naar de kust worden gestuurd voor de schepen die door hun voorraad heen zijn, opdat zij hiervoor niet hoeven binnen te lopen. Het verzoek van de luitenant-admiraal om enige musketiers op de schepen, wordt aan Z.Exc. overgelaten.
Hendrick van Eck en
Boom worden naar
Amsterdam
, het
Noorderkwartier
en
Texel
gestuurd en
Nobel en
Hertevelt naar de
Maze
en Zeeland.
Eck
wordt vooruitgestuurd naar Texel om 's lands schepen direct naar
de
Vlaamse kust te dirigeren. Dit geldt tevens voor de drie
van de
WIC
geleende schepen, die
dienst
zouden
doen
bij de visserij. Deze dienen de
Moscoviƫvaarders op te zoeken om
deze verder huiswaarts te begeleiden.