2
Duijck bericht over een voorstel van
Carleton om te komen tot opheffing van de
inbeslagneming van
de
drie Oost-Indiƫvaarders in
Engeland. Hiertoe zou
de
VOC
enkele gedeputeerden met de
ambassadeurs naar Engeland moeten meesturen om met de Engelse
Oost-Indische Compagnie te onderhandelen over de voltooiing van wat
ten
tijde van het verblijf van
Sommelsdijck in Engeland is overeengekomen.
Carleton meent verder dat er in Engeland belangstelling is om een West-Indische Compagnie op te richten die met de
WIC
zou kunnen worden samengevoegd om de vijand afbreuk te doen.
Ten derde stelt Carleton voor om in overleg te treden over de kwestie van de tarra.
HHM verzoeken Duick nader met Carleton te overleggen over de eerste twee punten. Hij moet nagaan of de onderhandelingen in de Republiek kunnen plaatsvinden. In dat geval zouden de VOC en de WIC daarvan op de hoogte gebracht kunnen worden. Aangaande de tarra wordt de heren van
Holland verzocht te regelen dat het overleg plaatsvindt op een
door hen vast te stellen tijd.