2
Z.Exc.,
Ernst Casimir en de
RvS
compareren. Beraadslaagd wordt over het al dan niet afdanken van de
ongerepartieerde compagnieën ruiters en soldaten. Aan de ene kant
drukken de lasten van de oorlog te water en te land zwaar op de
Republiek. Het is te vrezen dat de provincies die bezwaar maken
tegen
het betalen van reeds op hen gerepartieerde compagnieën, evenmin
bereidwillig zullen zijn de betaling van bovengenoemde compagnieën
op
zich te nemen. Aan de andere kant is de situatie in
Duitsland zo dat het gehele leger van de
Katholieke
Liga naar de Republiek zou kunnen komen afzakken en dan zou men
juist
meer soldaten nodig hebben. De nood maakt het raadzaam de
ongerepartieerde compagnieën aan te houden.
HHM laten de RvS van de ongerepartieerde compagnieën ruiters en soldaten (uitgezonderd de compagnieën van
Rouillac en
Monschau,
die afgedankt zullen worden) een repartitie maken over de
verschillende provincies. Daarbij moet de Raad een petitie voegen
waarin de redenen tot voortzetting staan vermeld. Deze moet aan de
provincies worden gestuurd. De Raad moet erop aandringen dat de
repartitie wordt aangenomen. Aangezien ondertussen voor het
onderhoud
van de compagnieën gezorgd moet worden, wordt de heren van
Holland verzocht op eerdere voet twee maanden voor
te
schieten. De andere provincies, met uitzondering van
Zeeland, beloven hun aandeel hierin op te
brengen. De heren van Zeeland verklaren hiertoe niet gelast te
zijn.