3
In een rekest klagen de Portugese kooplieden uit
Amsterdam erover dat de Engelsen hun schepen en
goederen op zee in beslag nemen. Zo hebben zij twee uit
Bayonne vertrokken schepen van de Republiek met
Jan Isbrants uit Krommeniedijk en
Claes Franssen uit Rotterdam als
schippers in beslag genomen en naar
Dover
gebracht.
Hoewel Engelsen de schepen weer hebben vrijgegeven omdat zij aan
ingezetenen
van de Republiek toebehoorden, hebben ze vijf pijpen en een kist
tabak
gehouden uit het schip van Jan Isbrants en een pijp en twee tonnen
tabak uit
het
schip van Claes Franssen, bestemd voor de in Amsterdam wonende
koopman
Diego Fernandes Dias.
Als
inwoners van de Republiek en omdat ze net als anderen bijdragen aan
de
belastingen verzoeken de supplianten HHM hen te beschermen en te
bevorderen dat zij in
Engeland behandeld worden
als
alle andere ingezetenen van de Republiek. HHM lezen ook een ten
gunste
van de Portugese kooplieden geschreven brief van de burgemeesters
en
regeerders van Amsterdam.
HHM zullen het verzoek per brief bij de
koning van Groot-Brittanniƫ aanbevelen. Deze brief zal aan
Joachimi gestuurd worden met de
opdracht deze aan te bieden en te bewerkstelligen dat de koning
maatregelen
neemt opdat het personeel, de schepen en de goederen van de
supplianten
in Engeland dezelfde immuniteit en vrijheid mogen genieten als
andere
ingezetenen van de Republiek. Bovendien moet hij zich ervoor
inspannen
dat de bovengenoemde goederen vrijgegeven worden.
Noortwyck en
Schaffer zullen
Carleton verzoeken deze zaak met
brieven te
ondersteunen. De heren die als buitengewoon gezantschap naar
Engelang
gaan, zullen worden gelast deze zaak met alle ijver te bevorderen
opdat
er een positief besluit genomen zal worden.