10
Geresumeerd is de op 3 nov. gelezen remonstrantie van de
Directeurs van de Levantse handel
. Aangaande het eerste punt is het advies van de Admiraliteiten over de door de Directeurs gevraagde zes schepen nagekeken.
HHM houden het eerste punt nog in beraad. Wel zal met de gedeputeerden van de Admiraliteiten besproken worden of de Directeurs niet aan een of twee konvooiers geholpen kunnen worden.
Aangaande het tweede punt verklaren HHM het goed te vinden dat
Hieronimus van Uffelen naar
Algiers en
Tunis
gestuurd wordt met een nader op te stellen instructie.
Aangaande
het
derde punt, het lastgeld, is op 8 nov. een resolutie genomen.
De
Directeurs hebben hierop verklaard deze niet te kunnen uitvoeren
omdat
het hun werk niet is aan te geven welke schepen door de
Straat
van Gibraltar varen, nog afgezien van het feit dat zij het
niet weten. HHM gelasten de consuls rond de
Middellandse
Zee telkens aan de
Admiraliteit te
Amsterdam
te schrijven welke
schepen in hun gebied komen. Dit College moet de namen van deze
schepen
doorgeven aan zijn ontvanger die dit in een apart overzicht moet
bijhouden en die het lastgeld van de schepen moet invorderen als ze
weer in de Republiek zijn aangekomen. Ze moeten het lastgeld binnen
een
maand betalen op straffe van verviervoudiging.
Aangaande het
vierde
punt stemmen HHM ermee in dat iedereen door biljetten zal worden
bevolen het lastgeld te betalen.
Aangaande het vijfde punt is
conform de remonstrantie van de Directeurs het op 10 okt. uitgevaardigde plakkaat over
de
uitrusting en het admiraalschap van de schepen die naar de Straat
van
Gibraltar varen met enkele
punten
uitgebreid. HHM laten het plakkaat opnieuw drukken.
1
27/11/1627, 10
1
De tekst is opgenomen in: Groot
placaet-boek I, kol. 906-911.