31/12/1627, 18

 
English | Nederlands

31/12/1627, 18

18 Conform de resolutie van 29 dec. hebben de gecommitteerden van HHM een memorie inzake de zeebewaking opgesteld en ingediend.1
Dagelijks blijkt dat de provincies hun geconsenteerde subsidies voor de Admiraliteiten te laat betalen, wat tot grote moeilijkheden leidt. Voorgesteld wordt de voor de uitrusting van de voor de kust van Vlaanderen en de bewaking van Het Kanaal en de Noordzee bestemde 35 oorlogsschepen, vijf jachten en vijf fregatten benodigde soldij en mondkost, alsmede de mondkost van de dertig per schip toe te voegen musketiers, naar quote te repartiƫren over de provincies. De equipage van de schepen, jachten en fregatten en de voorziening van alle benodigdheden en amunitie, alsmede de monstering of rechtspraak over het volk, blijven - zoals tot nog toe gebruikelijk - aan de Admiraliteitscolleges. Slechts de betaling van de soldij van de matrozen en de mondkost van hen en de musketiers op de rollen en ordonnanties van de Admiraliteiten zouden maandelijks door de provincies moeten worden betaald. Dit opdat alle kapiteins weten waar zij hun betaling moeten bekomen en zij deze door derden kunnen laten opeisen. Hierdoor zijn zij altijd in staat hun levensmiddelen naar Vlissingen, of indien dat wordt gelast naar andere plaatsen, te laten brengen.
De consenten van de provincies boven de genoemde mondkost en soldij zullen ter subsidie van de Admiraliteiten onder de Colleges worden verdeeld conform hun aandeel in de lasten en de equipage. Hiervan wordt afgetrokken wat de Colleges aan jaarinkomsten gehad hebben. Om jaarlijks een goed overzicht te hebben moeten de Admiraliteitscolleges ieder kwartaal nauwkeurig en oprecht aan HHM opgeven wat zij aan inkomsten hebben gehad aan konvooien en licenten, confiscaties, boeten of anderzins. Daarbij mogen zij geen inkomsten verzwijgen.
De provincies zouden ieder een deel van de lopende schulden van de Admiraliteiten op zich moeten nemen conform hun defecten in de door de RvS van 1622 tot en met 1627 verzochte petities die niet aan de ontvanger-generaal of de Admiraliteiten zijn betaald. Dit betreft de renteloze, deugdelijke en oudste schulden. Ook zouden de provincies naar hun quoten alle overige deugdelijke, renteloze schulden moeten betalen, opdat de Colleges de handen vrij hebben om zich voortaan beter met de zeebeveiliging te kunnen bezighouden.
Tot beter beleid van de zeezaken zouden de provincies hun afgevaardigden zes in plaats van de momenteel gebruikelijke drie jaar in de Admiraliteitscolleges moeten laten dienen.
Namens HHM zou extra inspanning gewenst zijn om bovengenoemde punten door de provincies te laten aannemen en de verzochte en nog te verzoeken subsidies te laten opbrengen. Eveneens moet alles eraan gedaan worden om in Holland en West-Friesland een voornaam en dapper man aan te stellen als luitenant-admiraal. Daarnaast moeten drie vice-admiraals of commandeurs worden aangesteld en moet hun traktement worden geregeld, opdat de marine geschikte bevelhebbers zal hebben en zowel de blokkade van de kusten als het kruisen behoorlijk geleid kunnen worden.
De provincies hebben deze memorie voor nader onderzoek laten dupliceren.

1 De memorie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.