6
HHM lezen het in navolging van de resolutie van 3 feb. opgestelde antwoord
1 op de proposities van
Carleton van 20 en 29 januari.
HHM houden vast aan de neutraliteit tussen
Engeland en
Frankrijk. Zij hebben
niets gedaan dat
strijdig is met hun verklaringen. Bij alle
gelegenheden hebben HHM de Spanjaarden te land en ter zee bestreden
en
zij zullen dit blijven doen conform de offensieve en defensieve
alliantie met de Engelse koning. Enige tijd geleden
hebben HHM nog hernieuwing van de oude plakkaten en ordonnanties
besproken waaronder het verbod aan de inwoners van de Republiek in
dienst te treden bij vreemde vorsten of voor hen oorlogsschepen en
munitie uit te voeren.
Aangaande de klachten van de Engelse Oost-Indische Compagnie tegen de
VOC
melden HHM dat hun Compagnie ook heeft geklaagd over de Britse Compagnie. Haar klachten betroffen verschillende misdrijven en gewelddaden begaan door de Engelsen in samenwerking met de gezamenlijke vijand, over verzet tegen justitie en politie in gebieden waar de VOC het bewind voert en schending van het verdrag dat de Republiek indertijd met de overleden
Engelse koning heeft gesloten. Daarnaast is onlangs in
Engeland beslag gelegd op retourschepen van
de
VOC. Hoewel HHM
graag de onenigheid tussen de Compagnieën willen laten
onderzoeken,
begrijpen zij niet waarom die schepen nog steeds worden
vastgehouden.
In de zaak
Amboina
[Ambon] hebben HHM2
de
gedelegeerde rechters eerst instructies gegeven behoorlijk recht te
spreken. Regelmatig hebben zij Carleton op de hoogte gehouden van
besluiten
in deze zaak. Ook aangaande de klachten van de twee
Compagnieën hebben HHM altijd getracht met Carleton of met andere
afgevaardigden van zijn koning tot een vergelijk te komen. Maar
door de
voortduring van het scheepsarrest kunnen HHM niet met rede en
zekerheid
blijven onderhandelen. Volgens het verdrag met de koning en de
overeenkomsten tussen beide Compagnieën mogen immers geen arresten
gedaan worden. HHM verzoeken de koning daarom de schepen vrij te
geven.
HHM begrijpen niet dat er niet meer schot in de zaak Amboina zit. De vertraging is opgelopen omdat de
fiscaal na het nemen van informatie en de benoemingen van de
gedelegeerde rechters niet is voortgegaan met zijn werk. HHM vinden
de
rechtsgang niet vreemd: de stijl van het verhoren en confronteren
van
getuigen is niet alleen in de Republiek gebruikelijk, maar is
universeel
en conform het volkenrecht. In criminele zaken waarbij het gaat
over
leven en goederen van de beschuldigden is het rechtvaardig en
noodzakelijk dat de rechters goed geïnformeerd zijn. De aanklagers
behoren zich te houden aan de manier van procederen van de locatie
waar de
beschuldigden zich bevinden. Het oproepen van getuigen is een
essentieel onderdeel van de bewijslevering. De gedelegeerde
rechters
hebben in de zaak Amboina geprocedeerd zoals HHM gewend zijn in
geschillen van groot belang. Ook in andere grote zaken tussen
Nederlanders en machthebbers, vrienden of geallieerden van de
Republiek, heeft men nooit veranderingen in de gebruikelijke
procedures willen doorvoeren.
HHM blijven dus geheel vertrouwen op de ervaring en rechtschapenheid van de gedelegeerde rechters. De procesduur kan slechts bekort worden wanneer de fiscaal verder gaat met zijn werk. HHM hopen dat Carleton hetzelfde vertrouwen heeft dat recht gedaan zal worden zoals het eerlijke mensen betaamt in een land van oprechte justitie. Zij verzoeken hem over hun antwoord gunstig te berichten aan zijn koning en ervoor te zorgen dat hun extraordinaris ambassadeurs bij hem welkom zijn.
HHM keuren dit conceptantwoord goed en zullen de plakkaten hernieuwen tegen matrozen in dienst van vreemde heren en tegen uitvoer van ammunitie en oorlogsschepen.
Eck en
Schaffer zullen het
antwoord aan Carleton overhandigen.
14/02/1628, 6
1
Het in het Frans gestelde antwoord is geïnsereerd
in
S.G. 3187 en gedrukt in:
Aitzema, S. & O. kwarto II, 578-582/folio I,
755-757.
2
De zinsneden "op het verzoek van de
heer
ambassadeur [...] en met zijn medeweten" zijn doorgehaald.